Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0845/GA, 15 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/845/GA

betreft: [klager] datum: 15 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wever, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 februari 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De directeur stelt dat het toekennen van verlof te vroeg zou zijn in de detentieperiode. De directeur heeft het advies van het Openbaar Ministerie
(OM)
onverkort overgenomen. Er is geen blijk gegeven van een eigen belangenafweging. De afwijzende beslissing rust derhalve niet op goede gronden. Het had op de weg van de directeur gelegen om nadere informatie op te vragen bij het OM ter onderbouwing van
het negatieve advies. Klager gedraagt zich naar behoren, heeft nimmer een rapport gehad en heeft altijd een positief advies gekregen van het multidisciplinair overleg (m.d.o.). Het verlofadres is goedgekeurd en klager scoort altijd negatief bij
urinecontroles. Hierover is niets terug te vinden in de afwijzende beslissing en andere bezwaren zijn niet aangedragen. Het aangeboden alternatief voldeed niet aan klagers verlofwensen, nu hij ook ander dingen wilde regelen en familie wilde bezoeken.
Klager verzoekt om het beroep gegrond te verklaren en om een standaard tegemoetkoming van € 50,=.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is klager een alternatief aangeboden om onder begeleiding van DV&O naar een intake te gaan. Klager weigerde dit alternatief omdat hij “nog andere zaken” moest regelen. De
directeur heeft het advies van de officier van justitie zwaar mee laten wegen.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft bezwaar tegen verlofverlening vanwege het risico van ontstaan of aanwezigheid van maatschappelijke onrust. Hierbij is aangegeven dat klager op 9 september 2016 is veroordeeld tot
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De uitspraak is op 24 september 2016 onherroepelijk geworden en het is naar de maatschappij toe niet verantwoord wanneer klager zo kort na de zitting met verlof zou gaan. Voorts is
in
het kader van de proeftijd de bijzondere voorwaarde gesteld van een meld- en behandelplicht. Het toezicht hierop zal worden uitgevoerd door de reclassering en een toekomstig verlof zal dan ook met de reclassering geregeld moeten worden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, wegens – kort gezegd – het uitgeven of voorhanden hebben van valse munt- en bankbiljetten, witwassen en handelingen strafbaar gesteld bij de Opiumwet. De wettelijk
vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 augustus 2017. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 15 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de
maatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

Ingevolge artikel 3 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) wint de directeur na ontvangst van een verlofverzoek alle benodigde inlichtingen en adviezen in, zodat voornoemde belangenafweging gemaakt kan worden.

De directeur heeft aangegeven dat het advies van het OM zwaar heeft meegewogen bij de afwijzing van klagers verzoek om verlof. Over dit advies overweegt de beroepscommissie dat het gestelde risico van ontstaan of aanwezigheid van maatschappelijke
onrust
niet is onderbouwd. Het feit dat het strafvonnis op 24 september 2016 onherroepelijk is geworden en dat de mogelijkheid bestaat dat een gedetineerde zo snel daarna met verlof zou kunnen gaan, kan – zonder nadere toelichting – niet worden aangemerkt als
een risico van maatschappelijke onrust. Niet weersproken is dat klagers detentie zonder incidenten verloopt en dat er geen andere contra-indicaties zijn voor verlofverlening. Dat de directeur het vorenstaande heeft meegewogen in de belangenafweging, is
niet gebleken. De afwijzende beslissing is derhalve onvoldoende gemotiveerd. Dat de directeur een alternatief verlof heeft voorgesteld voor kortere duur (enkel om naar een intake te gaan) en onder begeleiding, maakt dit oordeel niet anders. Gezien het
vooroverwogene zal de beroepscommissie het beroep en onderliggende beklag gegrond verklaren. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan te maken zijn, komt klager geen tegemoetkoming toe. Zij beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met
inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 15 mei 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven