Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0158/GA, 3 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/158/GA

betreft: [klager] datum: 3 juli 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.R. Koopman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 januari 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 mei 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. K.R. Koopman, [...]. plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Krimpen aan den IJssel, en [...], casemanager in de
p.i. Krimpen aan den IJssel.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat de directeur niet is nagekomen de uitspraak van de beklagcommissie van 20 september 2016 om binnen veertien dagen een detentie- en re integratieplan (D&R plan) op te stellen (IJ2016/817), het feit dat dat de casemanager
ten nadele van klager onjuiste uitspraken heeft gedaan aan de reclassering (IJ2016-830) en – voor zover in beroep aan de orde – het feit dat ten nadele van klager bewust onjuiste informatie is verstrekt aan de ketenpartners (IJ2016/990).

De beklagcommissie heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Met betrekking tot beklagnummer IJ2016/817: het feit dat het D&R-plan pas op 23 november 2016 is vastgesteld is niet aan klager te wijten. Op 28 september 2016 heeft de reclassering klager meegedeeld dat alles gereed was. De vertraging is aan de p.i.
te
wijten. Het klopt dat geen Risc is afgenomen. Klager wil niet meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en hij is vrijgesteld van TR (Terugdringen Recidive).

Met betrekking tot beklagnummer IJ2016-830: de vorige casemanager heeft in een e-mail vermeld dat klager “eventueel” vrijgesteld was van TR. Hiermee wordt ten onrechte gesuggereerd dat klager een TR-weigeraar, terwijl dit soort informatie ook naar de
reclassering gaat.

Met betrekking tot beklagnummer IJ2016/990: de p.i. heeft bewust onjuiste informatie verstrekt. Deze foutieve informatie staat niet in een rapportage van 16 oktober 2016, maar in het advies van 17 oktober 2016 van de advocaat-generaal in het kader van
een verzoek om strafonderbreking. In dat advies is onjuiste informatie opgenomen afkomstig uit de p.i. (derde- en vierde alinea).

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot beklagnummer IJ2016/817: op 15 september 2016 is gestart met het D&R-plan. Toen zijn alle ketenpartners aangeschreven. Voor het D&R-plan is een reclasseringsadvies nodig. De reclassering had een concept advies geschreven, welk advies
klager had ontvangen op 6 september 2016. Klager heeft daarop uitgebreid gereageerd op 22 september 2016. De reclassering wilde nog verdiepingsdiagnostiek uitvoeren, maar dat wilde klager niet. Op 28 september 2016 heeft de reclassering advies
uitgebracht en daarbij voorgesteld om verdiepingsdiagnostiek uit te laten voeren. Met het opstellen van het D&R-plan is nog even gewacht, in de hoop dat klager alsnog zou willen meewerken aan de geadviseerde verdiepingsdiagnostiek. Klager wilde geen
Risc laten afnemen. Hem is uitgelegd dat deze afname bijvoorbeeld ook nodig is voor het geval klager wil doorfaseren. Klager is in de p.i. Nieuwegein TR-ongeschikt geacht en hij blijft zich daarop beroepen. TR wordt inmiddels niet meer aangeboden.
Klager wil niet meewerken aan enige vorm van resocialisatie.

Met betrekking tot beklagnummer IJ2016-830: het feit dat klager vrijgesteld was van TR, betekent niet dat hij tevens vrijgesteld was van andere geïndiceerde activiteiten en programma’s. Klager heeft voor herintreding in de maatschappij
resocialisatieactiviteiten nodig nu hij ongeveer twaalf jaar in detentie doorgebracht heeft. De casemanager heeft geen onjuiste, maar hooguit onhandig geformuleerde informatie gegeven.

Met betrekking tot beklagnummer IJ2016/990: de p.i. geeft informatie als de advocaat-generaal daarom vraagt om adviezen uit te brengen. De p.i. geeft de informatie over het verloop van de detentie die zij relevant acht. Dit is geen bewust
gemanipuleerde
informatie. In dat advies van de advocaat-generaal staat ook informatie over klagers houding bij de strafzitting.

3. De beoordeling
Met betrekking tot beklagnummer IJ2016/817 oordeelt de beroepscommissie dat het D&R-plan niet binnen de gestelde termijn van twee weken na de uitspraak van de beklagcommissie gereed was. Voor een D&R-plan is een reclasseringsadvies nodig. De vertraging
is ontstaan doordat de reclassering verdiepingsdiagnostiek had geadviseerd en klager daaraan niet wilde meewerken. Vervolgens heeft de directeur beslist enige te tijd af te wachten om te bezien of klager hierop terug zou komen. Gezien het vorenstaande,
in onderling verband en samenhang bezien, acht de beroepscommissie deze termijnoverschrijding ten opzichte van klager niet onredelijk en/of onbillijk. Nadat duidelijk was geworden dat klager bij zijn standpunt bleef niet mee te werken aan
verdiepingsdiagnostiek, is het D&R-plan vastgesteld op 23 november 2016. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook niet tot gegrondverklaring van het beklag leiden.

Met betrekking tot beklagnummer IJ2016-830 oordeelt de beroepscommissie dat de e-mail van de (vorige) casemanager met de mededeling dat klager eventueel vrijgesteld was van TR onvoldoende aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat de (vorige)
casemanager bewust onjuiste uitspraken heeft gedaan aan de reclassering. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet tot gegrondverklaring van het beklag leiden.

Met betrekking tot beklagnummer IJ2016/990 – voor zover in beroep aan de orde – oordeelt de beroepscommissie als volgt.
In de beklagprocedure is bij de beklagzitting aangegeven dat de inhoud van de rapportage van 16 oktober 2016 – waarin zou zijn opgenomen dat klager een agressieve houding heeft – onjuist is. In het dossier bevindt zich geen rapportage van 16 oktober
2016. Ter zitting van de beroepscommissie is komen vast te staan dat bedoeld wordt dat de inhoud van het advies van 17 oktober 2016 van de advocaat-generaal niet juist is en dat de advocaat-generaal bewust verkeerd geïnformeerd zou zijn door de p.i.
Kennelijk heeft klager zich hierover eerst beklaagd op 25 november 2016.
Gelet op het bepaalde in artikel 61, eerste en vijfde lid, van de Pbw, doet een gedetineerde beklag door indiening van een klaagschrift bij de beklagcommissie van de inrichting waar de beslissing waarover hij klaagt is genomen en dient dit klaagschrift
uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen te worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien
redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.
De beroepscommissie acht niet aannemelijk dat klager pas medio of eind november 2016 kennis heeft genomen van het advies van 17 oktober 2016. Klager heeft gezien het vorenstaande niet binnen de wettelijke termijn beklag ingediend. Dat klager – alvorens
in beklag te komen – over de door hem betwiste informatieverstrekking eerst in gesprek is gegaan met de casemanager, maakt niet dat klager met de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. De beroepscommissie zal klager om die
reden in dit beklag alsnog niet-ontvankelijk verklaren. Zij beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover deze ziet op beklagnummer IJ2016/990 en verklaart klager niet ontvankelijk in dit beklag. Voor het overige is het beroep ongegrond en bevestigt de beroepscommissie de
uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. J.W. Rijkers en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 3 juli 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven