Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0787/GA, 3 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/787/GA

betreft: [klager] datum: 3 juli 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

gericht tegen een uitspraak van 21 februari 2017 van de beklagcommissie bij de p.i. Almere, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 mei 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord [...], juridisch medewerker van de p.i. Almere.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie (AB2016-679).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 37,50 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was bekend met drugsgebruik. Hij ontkent dat ook niet. Bij de celinspectie is gebruik gemaakt van een gecertificeerde drugshond vergezeld van de begeleider. De drugshond heeft een zitmelding gegeven en daarna is het bolletje hasj gevonden. Het
bolletje had het uiterlijk en de geur van hasj. Hier is sprake van een samenstel van omstandigheden, waarbij het niet nodig is om de substantie van het bolletje ook nog te testen. Desgevraagd deelt D. van der Leeden mee dat een drugshond ook een
zitmelding geeft als iemand of iets in aanraking is geweest met drugs. Hoe lang de drugshond een zitmelding geeft na het moment waarop die aanraking heeft plaatsgevonden, is niet bekend.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het verslag van 12 oktober 2016 blijkt dat bij klager een celinspectie is uitgevoerd waarbij gebruik werd gemaakt van een speciale speurhond. Deze hond maakte een zitmelding. In de cel van klager is een bolletje van een op hasj gelijkende
substantie
van 0,2 gram gevonden. Het verslag is aan klager aangezegd en naar aanleiding van het verslag is klager disciplinair gestraft vanwege drugsbezit. Bij de behandeling ter zitting is desgevraagd meegedeeld dat de ingezette drugshond ook een zitmelding
geeft als een persoon of goed in contact is geweest met drugs. Nu klager uitdrukkelijk betwist dat hij drugs op zijn cel had en uit de zitmelding van de speurhond niet zonder meer kan worden afgeleid dat het aangetroffen bolletje drugs bevat, had nader
onderzoek naar de inhoud van het bolletje moeten worden ingesteld voordat kon worden vastgesteld of al dan niet sprake was van drugs. Nu dit niet is gebeurd, ontbreekt naar het oordeel van de beroepscommissie de grondslag voor de bestreden
strafoplegging. Hetgeen namens de directeur in beroep is aangevoerd, kan derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur wordt daarom ongegrond verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. J.W. Rijkers en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 3 juli 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven