Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1089/GA, 13 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 17/1089/GA

betreft: [klager] datum: 13 juli 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 maart 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i) Lelystad

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 juni 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.B.O. van Soest, en
[...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Lelystad.

Het lid van de beroepscommissie, mr. R. van de Water, die ter zitting aanwezig was en mede tot het gezamenlijke oordeel is gekomen, is vanwege het einde van zijn lidmaatschap van de Afdeling rechtspraak van de Raad per 17 juni 2017 vervangen door mr.
M.A.G. Rutten, eveneens lid van de Afdeling rechtspraak.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet (volledig) vergoeden van de kosten van de treinkaartjes van klagers bezoek (PL-2016-736).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op de dag van het bezoek is aan klager medegedeeld dat hij op transport zou gaan naar het ziekenhuis. Klager wilde het relatiebezoek liever
niet afzeggen omdat het bezoek reeds reiskosten had gemaakt. Hierna is klager de keuze gegeven óf het bezoek af te zeggen óf het transport niet door te laten gaan, waarbij aan klager de kosten van het transport van € 300,= in rekening zouden worden
gebracht. Klager koos er voor het bezoek af te zeggen. Met het personeel was overeengekomen dat de reiskosten van het bezoek zouden worden vergoed. Achteraf komt de inrichting hier op terug.
Het personeel was in gesprek met de medische dienst met de mededeling dat klager niet op transport wilde, toen klager hierop terugkwam en toch zijn bezoekers wilde afzeggen. Klager vraagt zich af waarom het personeel alsnog het transport heeft
afgezegd.
Er zat nauwelijks tot geen tijd tussen deze twee momenten. Het bezoek was al onderweg. Klager heeft het personeel verzocht de € 75,= aan vervoerskosten te vergoeden. Om veiligheidsoverwegingen wist klager niet van tevoren dat hij op transport zou gaan
naar het ziekenhuis. Hij kon zijn bezoek dus niet tijdig informeren. Klager is door het handelen van het personeel benadeeld.
Het bezoek zou plaatsvinden op 21 oktober 2016 om 13.00 uur. Dit bezoek was een week eerder ingepland en toegewezen. Om 11.30 uur kreeg klager echter te horen dat hij op transport zou gaan. Het bezoek kwam uit Zaandam, Amsterdam en Almere. Een week
later heeft klager zijn toegezegde extra bezoek ontvangen. Van de gevraagde € 75,= wilde de inrichting maar € 25,= vergoeden. Uiteindelijk heeft klager niets ontvangen. Van de reiskosten kan klager geen treinkaartjes overleggen. Het verzoek de
treinkaartjes over te leggen werd pas drie weken later gedaan. Het betrof losse kaartjes. Klager kan niet worden verweten dat hij het transport voor het ziekenhuis heeft afgezegd. De door de directeur geschetste chronologie van de gebeurtenissen klopt
niet. Er wordt gesuggereerd dat er veel tijd tussen het afzeggen van het bezoek en transport zat.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wilde niet op transport naar het ziekenhuis in verband met het bezoek dat hij die dag zou ontvangen. Dit transport is toen afgezegd. Later
heeft klager gezegd dat hij zijn bezoek alsnog heeft afgemeld. De directeur vergoedt de reiskosten pas als hiervan treinkaartjes kunnen worden overgelegd.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting van de beroepscommissie is niet gebleken dat omtrent de vergoeding van de reiskosten de toezegging is gedaan dat klager € 75,= vergoed zou krijgen. Omtrent de vraag in welke volgorde het transport en het
bezoek zijn afgezegd en hoeveel tijd daartussen zat, lopen de lezingen van partijen uiteen. Het lijkt niet aannemelijk dat klager zowel het transport voor het ziekenhuis heeft laten afzeggen en het bezoek heeft afgezegd. Wat van het vorenstaande ook
zij, de directeur heeft zich bereid getoond de reiskosten te vergoeden, maar stelt als voorwaarde dat klager kan aantonen dat de kosten in verband met het geannuleerde bezoek werkelijk zijn gemaakt. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dit geen
onredelijke voorwaarde. Klager heeft evenwel onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de kosten werkelijk zijn gemaakt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 juli 2017

secretaris voorzitter

Naar boven