Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1244/GA, 4 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/1244/GA

betreft: [klager] datum: 4 juli 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 maart 2017 van de beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers,
dhr. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zuyder Bos, en
dhr. [...], hoofd beveiliging bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het schenden van de zorgplicht door de directeur.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verblijft op afdeling E0, de afdeling voor levenslang gestraften. Medegedetineerde M. verbleef daar eveneens. Op 4 oktober 2016 heeft M.
klager een kopstoot gegeven. Reeds wekenlang was M. psychisch zeer ontregeld en verbaal agressief naar medegedetineerden en het personeel. Klager en medegedetineerden hebben het personeel gewaarschuwd voor de opbouwende agressie van M., maar de
directie
heeft desondanks nagelaten passende maatregelen te nemen om hen te beschermen. Klager heeft zijn best gedaan. Hij heeft melding gemaakt bij het personeel en heeft zelf veel moeten slikken. Meer kon hij niet doen. Maar het personeel deed er niets aan,
behalve in gesprek gaan. In Norgerhaven was nimmer verdeeldheid tussen de levenslang gestrafte gedetineerden. Als er iets aan de hand was, pikte het personeel dat meteen op. De hele groep is in Zuyder Bos geplaatst. De verdeeldheid daar is ontstaan,
doordat de gedane beloften over een soortgelijke afdeling op E0 niet dan wel onvoldoende gestand zijn gedaan. Ook de raadsvrouwen zagen M. afglijden sinds de groep in Zuyder Bos verbleef. Zijn gedrag was veranderd. Na het vertrek van medegedetineerde
B.
ging het bergafwaarts. Het is onbegrijpelijk dat aan M. geen hulp is geboden. Meestal was de woede van M. gericht op Justitie. En vlak voor het incident is de vader van M. overleden. Daarover praatte M. alleen met klager. Klager denkt dat M. hem om die
reden heeft uitgekozen; klager stond dichtbij. M. verweet klager dat hij de kant van de inrichting zou kiezen. Zo zou te weinig zijn gedaan om B. bij de groep te houden en zou de groep te weinig in beklag zijn gegaan. Klager denkt dat M. hem heeft
aangevallen, omdat hijzelf, met enkele anderen, iedere kleine verbetering op de afdeling aanvaardde, hetgeen M. als verraad heeft beschouwd. Klager wil niet overal beklag tegen instellen. Hij woont in Zuyder Bos en wil zo goed mogelijk omgaan met het
personeel en de medegedetineerden. Iedere verbetering is dan ook welkom. Klager betreurt het dat de, in zijn ogen, verdeel- en heerspolitiek van de directeur op E0 heeft gewerkt en gedetineerden tegen elkaar zijn opgezet. Het was de bedoeling dat
afdeling E0 geen succes zou worden en dit is gelukt. Dit verwijt hij de directeur in het bijzonder, naast het feit dat deze geen beschermende maatregelen heeft getroffen. Klager heeft enkele dagen forse hoofdpijn als gevolg van de kopstoot gehad.
Verwezen wordt naar RSJ 15 januari 2016, 15/3299/GA en RSJ 16 november 2010, 10/1727/GA. De directeur heeft een zware zorgplicht, als iets broeit tussen medegedetineerden. Het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam, zoals neergelegd in artikel
11
van de Grondwet, is ernstig geschonden, nu klager in zijn kwetsbare positie als levenslang gestrafte reeds wekenlang werd blootgesteld aan de agressie van M. en uiteindelijk zelfs werd aangevallen door hem, terwijl de directie kon weten dat M. steeds
verder aan het afglijden was. De directeur heeft natuurlijk ook een algemene zorgplicht voor de veiligheid van gedetineerden. Voorts wordt verwezen naar de beginselen van goede bejegening van de RSJ, met name het beginsel van veiligheid in detentie. De
beklagrechter is nauwelijks ingegaan op de aangehaalde regelgeving en jurisprudentie en om die reden is de beslissing onzorgvuldig. Verder wordt verwezen naar artikel 52.2 van de European Prison Rules 2006, waarbij specifiek wordt verzocht de strekking
van dit artikel mee te wegen in de beoordeling, en paragraaf 27 van de CPT Standards. Eveneens wordt verwezen naar de artikelen 2 en 3 van het EVRM. Medegedetineerden B. en C. hebben als getuigen verklaard dat zij hun bezorgdheid hebben geuit tegenover
het afdelingshoofd, maar dat daarmee verder niets is gedaan. Verzocht wordt de processen-verbaal van deze getuigenverklaringen in het geding te brengen. De directeur had M. uit de groep moeten plaatsen, ook voor diens eigen welzijn en eventuele
behandeling.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur distantieert zich van de stelling dat hij doelbewust dingen zou hebben nagelaten om daarmee iets te bewerkstellingen. M. was vanaf zijn
binnenkomst al verbaal explosief. Hij vertoonde (be)dreigend gedrag, ook richting de directeur. M. werd echter nooit fysiek agressief. Het personeel heeft het explosieve gedrag van M. gezien, gemonitord en besproken. Zoveel mogelijk is getracht M. te
begeleiden en de situatie beheersbaar te houden. Er zijn daarover met M. gesprekken gevoerd. Daar waren de andere gedetineerden niet altijd bij en daarvan werden ze ook niet op de hoogte gebracht. Opsluiten in een isoleercel was geen manier om het
gedrag te veranderen. De kopstoot die M. aan klager heeft gegeven, was niet te voorzien.

3. De beoordeling
Klagers raadsvrouw heeft de beroepscommissie verzocht de processen-verbaal van de getuigenverklaringen bij de beklagrechter in het geding te brengen. Het is de beroepscommissie ambtshalve gebleken dat de beklagrechter geen processen-verbaal van de
getuigenverklaringen heeft opgemaakt. Hoewel het voor de hand had gelegen deze verklaringen op te tekenen, acht de beroepscommissie zich evenwel op grond van de onderliggende stukken en het verhandelde ter zitting voldoende ingelicht om op het beroep
te
beslissen.

De beroepscommissie stelt vast dat M. gedurende het verblijf in Zuyder Bos verbaal explosief gedrag vertoonde. Tevens was het personeel hiervan op de hoogte. Door en namens klager is aangevoerd dat de directeur desondanks onvoldoende maatregelen heeft
genomen om het incident van 4 oktober 2016, waarbij klager een kopstoot kreeg van M., te voorkomen, en dat derhalve de zorgplicht is geschonden. Daarbij wordt verwezen naar onder meer de European Prison Rules, het EVRM en diverse jurisprudentie. De
directeur heeft aangevoerd dat het personeel op de hoogte was van het explosieve gedrag van M. en daarop heeft geanticipeerd, onder meer door daarover met elkaar en met M. in gesprek te gaan. De directeur heeft geen reden gezien extra maatregelen te
nemen. Dit kan de directeur niet verweten worden. Met de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat voldoende aandacht is besteed aan het explosieve gedrag van M. en dat geen sprake is van het schenden van de zorgplicht door de directeur.
Daarbij komt dat M. gedurende zijn verblijf in Zuyder Bos niet eerder fysiek agressief gedrag heeft vertoond en dat het incident van 4 oktober 2016 derhalve niet te voorzien was. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, ing. M.J. Mulders en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 4 juli 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven