Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0450/JA, 13 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/0450/JA

betreft: [klager] datum: 13 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Klunder, namens

[...], geboren op [...] 1996, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 januari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdzorginstelling Het Keerpunt te Cadier en Keer (hierna: Het Keerpunt),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 april 2017, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. B. Klunder, en [...], directeur van Het Keerpunt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het ?alleen draaien? op de Individuele Trajectafdeling (ITA).

De beklagrechter heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft meermalen geklaagd over het ?alleen draaien? op de ITA. Deze klaagschriften zijn niet-ontvankelijk of ongegrond verklaard. Na de
uitspraak van de beroepscommissie op het beroep van medegedetineerde R. (RSJ 23 december 2016, 16/3609/JA) heeft klager opnieuw beklag ingediend. Klager verblijft sinds 30 augustus 2016 op de ITA. In totaal verblijven er zes jeugdigen op deze afdeling.
Drie daarvan heeft klager nog nooit gezien. De andere twee jeugdigen heeft hij wel eens gezien, bijvoorbeeld op de gang vanuit het washok. Alle activiteiten doet klager alleen. Klager vindt dit onbegrijpelijk; zelfs in de Extra Beveiligde Inrichting
(EBI) wordt door de gedetineerden samen gelucht en gesport. De gang van zaken op de ITA in de Rijks justitiële jeugdinrichting Den Hey-Acker in Breda verschilt enorm met de situatie op de ITA van Het Keerpunt. Dit is uitgezocht door de Kinderombudsman.
Klager is 125 dagen alleen geweest. Daarvan verbleef klager 18 dagen alleen in het kader van een sanctie. In totaal komt het dus neer op 107 dagen. Gedurende deze periode ondergingen de andere gedetineerden op de ITA niet telkens een sanctie. Tegen
klager is nooit iets gezegd over de orde en de veiligheid. Klager mist een mededeling van de directeur dat de huidige gang van zaken nooit de bedoeling is geweest. De huidige situatie is zorgelijk en in strijd met de wet, gelet op de lange duur daarvan
en de leeftijd van klager. Het is wenselijk dat deze situatie wordt doorbroken. Klager verzoekt aan hem een tegemoetkoming toe te kennen van
€ 1070,= (107 dagen x € 10,=).

De directeur heeft in beroep zijn standpunt als volgt toegelicht. Gedurende het verblijf op de ITA zijn aan klager activiteiten aangeboden. Het is aan klager om daaraan deel te nemen. Indien klager niet deelneemt aan de activiteiten, verblijft hij in
zijn kamer. Klager heeft gedurende zijn verblijf op de ITA alleen aan deze activiteiten deelgenomen. Iedere dag is geprobeerd om gezamenlijke activiteiten te ontplooien, maar de medegedetineerden die op de ITA verbleven ondergingen een sanctie of het
was in het kader van de orde en veiligheid niet mogelijk om gezamenlijk aan activiteiten deel te nemen. De groepsgenoten waren niet in staat om gezamenlijk te draaien. Klager was dit wel. De uitspraak inzake het beroep van medegedetineerde R. speelde
in
dezelfde periode en daarop zijn acties ondernomen. Zo wordt er iedere week een beschikking uitgereikt inzake de beslissing tot uitsluiting van verblijf in de groep. De beslissing tot plaatsing op de ITA wordt door de selectiefunctionaris genomen. Aan
het einde van het traject, voordat een jeugdige terugkeert, worden altijd activiteiten aangeboden bij de langverblijfgroep. Op dit moment neemt klager nog steeds uitsluitend individueel deel aan de activiteiten. Klager heeft een verzoek ingediend tot
overplaatsing naar Den Hey-Acker, maar door laatstgenoemde inrichting is een negatief advies uitgebracht.

3. De beoordeling
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag omdat onvoldoende duidelijk zou zijn tegen welke individuele beslissing van de directeur jegens klager het beklag is gericht. Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende
duidelijk dat het beklag is gericht tegen het individueel draaien op de ITA, waartegen op grond van artikel 65, eerste lid, onder d, van de Bjj beklag openstaat. De beroepscommissie zal dan ook de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager
alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag.

Ingevolge artikel 22 van de Bjj is in beginsel verblijf in de groep en deelname aan gemeenschappelijke activiteiten gedurende tenminste acht en een half uur per dag het uitgangspunt. Een groep bestaat volgens artikel 1, aanhef en onder v, van de Bjj
uit
drie of meer jeugdigen.

Krachtens artikel 22c van de Bjj kan een jeugdige die extra individuele begeleiding behoeft of vanwege een persoonlijkheidsstoornis extra individuele begeleiding behoeft op een ITA worden geplaatst. Op de ITA hebben jeugdigen gedurende ten minste zes
uren per dag door de week en ten minste vier uren in het weekend gemeenschappelijke activiteiten. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat een jeugdige op een ITA, in afwijking van artikel 1, onder v, van de BJJ, in een groep van tenminste twee
personen verblijft.

Uitzonderingen op de hoofdregel van verblijf in de groep en deelname aan gemeenschappelijke activiteiten zijn mogelijk op grond van de artikelen 23 tot en met 27 van de Bjj.

De beroepscommissie stelt vast dat klager gedurende zijn verblijf op de ITA alleen op de groep heeft verbleven en aan activiteiten heeft deelgenomen en geen contact met de andere jeugdigen op de afdeling heeft kunnen onderhouden. Uit het verhandelde
ter
zitting maakt de beroepscommissie op dat klager zelf hierin niet zozeer een aandeel heeft gehad en geen sprake was van een jegens hem genomen beslissing, maar dat dit het gevolg was van sancties van de andere jeugdigen of vanwege het feit dat de andere
jeugdigen niet in staat waren gezamenlijk te draaien. De beroepscommissie acht dit in strijd met het uitgangspunt van de wetgever. De beroepscommissie zal dan ook het beklag gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

Nu over de periode tot 3 oktober 2016 al eerder onherroepelijk is beslist (Beklagcommissie 11 oktober 2016, 2016/42) kan de onderhavige klacht nog slechts betrekking hebben op een periode van 94 dagen te weten van 3 oktober 2016 tot
5 januari 2017 (datum onderhavig inleidend verzoekschrift). In de omstandigheid dat pas bij bovengenoemde uitspraak van 23 december 2016 in hoogste feitelijke instantie is vastgesteld dat het onthouden van groepsactiviteiten als de onderhavige in
strijd
met de wet is en de directeur vanaf dat moment daarmee in ieder geval rekening kon houden, ziet de beroepscommissie aanleiding de compensatie te matigen. Daarbij is tevens rekening gehouden met de omstandigheid dat op een aantal dagen het 'alleen
draaien ' geschiedde op basis van een sanctie. Gelet daarop zal een compensatie worden toegekend van in totaal € 250,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag. De beroepscommissie verklaart het beklag gegrond en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 250,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. F. Boer en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, bijgestaan door
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 13 juni 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven