Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1163/GA, 13 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/1163/GA

betreft: [klager] datum: 13 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Bruns, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 maart 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, voor zover hiertegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van p.i. Lelystad in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 1 februari 2017, inhoudende een afwijzing van het verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Tijdens het weekend waarvoor klager verlof wilde, ontving zijn dochter de eerste heilige communie. Het was erg belangrijk om hierbij aanwezig te zijn. Klager is het niet eens met de afwijzing. Klager bevindt zich aan het einde van zijn straf en
verbleef
enige tijd geleden in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Hier zijn berichten binnengekomen dat klager zich bezig zou houden met oplichtingspraktijken. Klager ontkent dit ten stelligste. Klager wilde medegedetineerden graag helpen en hij
heeft deze medegedetineerden, met de beste bedoelingen, in contact gebracht met een bemiddelaar van huurwoningen. Hij heeft zelf nooit enig geldbedrag ontvangen. Naar aanleiding van de beschuldigingen is klager een groot aantal maatregelen opgelegd en
hij werd op de GVM-lijst geplaatst. Op grond van de GVM-status zijn een aantal toezichtmaatregelen opgelegd. De klachten hiertegen zijn gegrond verklaard en die maatregelen zijn opgeheven. De verdenkingen zijn gebaseerd op geruchten. Hiernaar heeft
geen
onderzoek plaatsgevonden. In het Operationeel Overleg, waarnaar wordt verwezen, staat: “Hoewel er veel informatie is, is deze te weinig concreet. [...] Er was in deze zaak veel informatie, echter deze was niet onderbouwd met feiten.” Klager heeft altijd
vlekkeloos gedrag vertoond. Ook eerdere verloven zijn goed verlopen. De voorlopige datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling was nabij en de kans dat klager dan nog succesvol aan interventies kan meewerken is niet realistisch. Ook gaat het belang
van een gedetineerde bij verlof dan zwaarder wegen. Van enige (aantoonbare) belangenafweging is niet gebleken. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren met een toekenning van een tegemoetkoming.

Namens de directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Het beroep vormt geen aanleiding voor nadere aanvullingen of opmerkingen.

3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan zes voorwaardelijk, wegens – kort gezegd – oplichting, verduistering en valsheid in geschrifte. De einddatum van de detentie was vastgesteld op of omstreeks 20 april 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kon in totaal drie verlofaanvragen indienen.

Uit het selectieadvies van 21 oktober 2016 volgt dat klager met een compagnon bemiddeld heeft in huurwoningen, welke bemiddelingen niet succesvol waren. In een aantal gevallen was geld betaald. Uit het verslag van het Operationeel Overleg van 14
december 2016 volgt dat drie medegedetineerden hebben gemeld dat zij door klager zijn opgelicht. Een medegedetineerde heeft aangifte gedaan. Hierbij is vermeld dat de aard van het delict gelijkenis vertoont met het delict waarvoor klager is
veroordeeld.
Op 31 januari 2017 heeft de vrijhedencommissie negatief geadviseerd ten aanzien van de tweede verlofaanvraag, omdat het risico bestaat dat klager tijdens het verlof nieuwe delicten zal plegen.

De beroepscommissie is van oordeel dat het hiervoor gerapporteerde een contra-indicatie vormt voor verlofverlening. De afwijzende beslissing van de directeur, kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals
bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen in beroep is aangevoerd zal daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De
beroepscommissie beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover hiertegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 13 juni 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven