Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1153/GA, 9 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/1153/GA

betreft: [klager] datum: 9 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.A. van den Boogaard, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 april 2017 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 mei 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.M.A. van den Boogaard, en dhr. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC van de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 4 april 2017, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder:
a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het standpunt als volgt toegelicht. Uit de rapportages van de psychiaters wordt niet duidelijk waaruit het gestelde gevaar concreet bestaat. Er hebben geen geweldsincidenten plaatsgevonden. Uit de maatregelen,
waaronder de afzondering, kan niet worden afgeleid dat er sprake was van een gevaarlijke situatie. Het gevaar zou voortvloeien uit het verbaal agressief gedrag jegens derden, maar tot op heden heeft dit niet tot gewelddadige incidenten geleid. Klagers
toestandsbeeld is al jaren hetzelfde, terwijl hij al meerdere malen een detentie heeft ondergaan, en dat is altijd goed gegaan. Na zijn overplaatsing naar het PPC had klager nogal moeite om zich aan te passen. Om die reden is hij af en toe
afgezonderd.
Daarvoor heeft hij zelf situaties gecreëerd. Op die manier kreeg hij rust. Na afloop van een afzondering bedankte hij zelfs de directeur en het afdelingshoofd daarvoor. Inmiddels maakt klager deel uit van de reinigingsgroep. Het zogenoemde gevaar wordt
kennelijk niet zo ervaren. De dag voorafgaand aan de zitting van de beroepscommissie heeft klager voor de eerste keer gedwongen een spuit gekregen. In de periode daarvoor werkte hij mee. Een bijwerking van de medicatie kan een afwijkende hartslag zijn,
terwijl klager hartpatiënt is. De artsen zullen daar ongetwijfeld rekening mee houden, maar voor klager is het toch beangstigend. Klager geeft aan dat er geen behandelplan is. De tweede psychiater die klager heeft onderzocht was bevooroordeeld. Klager
geeft aan geen vertrouwen te hebben in de psychiatrie. Hij is zijn broer verloren door een inschattingsfout van een psychiater. Om die reden uit hij zich verbaal agressief jegens de psychiaters. Klager heeft geen psychiatrisch ziektebeeld. Klagers
rechtsgevoel is enerzijds zijn sterke kant en anderzijds zijn valkuil. Als het moet, strijdt hij door tot aan het EHRM.

De directeur heeft in beroep het standpunt als volgt toegelicht. Er is voldaan aan de formele eisen die worden gesteld aan de toepassing van a-dwangbehandeling. Klager is doorlopend verbaal agressief naar zijn omgeving en roept daarmee agressie op
tegen
zijn eigen persoon. Dat dit tot op heden nog niet heeft geleid tot gewelddadige incidenten heeft vooral te maken met adequaat optreden van het afdelingspersoneel. Er ligt een zorgplan van 24 maart 2017. Met klager is gesproken over orale medicatie. Na
overleg met de psychiater is de dag voorafgaand aan de zitting teruggegrepen naar de bepalingen.

3. De beoordeling
De directeur heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht.
In navolging van het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw heeft de directeur de verklaringen van die psychiaters overgelegd. Voorts heeft de directeur, met toestemming van klager, (een uittreksel van) het zorgplan overgelegd, waarin de
mogelijkheid tot toepassing van dwangbehandeling met medicatie ten aanzien van klager is vermeld.

Uit de verklaring van de behandelend psychiater komt het volgende naar voren. Klager lijdt aan een floride disfoor manisch toestandsbeeld. Hij is doorlopend verbaal agressief, boos, ontremd, verhoogd associatief en hij uit grootheidsgedachten. Klager
geeft aan meermaals met een BOPZ-maatregel te zijn opgenomen en als manisch-depressief te zijn beoordeeld. Thans heeft hij geen ziektebesef, geen ziekte-inzicht en geen enkele behandelmotivatie. Klager is doorlopend verbaal agressief naar zijn omgeving
en roept daarmee ook agressie tegen zijn eigen persoon op. In het kader van de subsidiariteit is klager herhaaldelijk afgezonderd in zijn eigen verblijfsruimte dan wel in een isolatiecel en is vrijwillige behandeling aangeboden. Gezien het vorenstaande
heeft de psychiater de directeur geadviseerd ten aanzien van klager a-dwangbehandeling toe te passen.

Uit de verklaring van de onafhankelijke psychiater komt het volgende naar voren. Klager is verhoogd associatief en is drammend in het contact. Er lijkt sprake van ontremming, hetgeen past bij de eerder gestelde diagnoses van een bipolaire stoornis en
een persoonlijkheidsstoornis met stemmingscomponent. Een maniform beeld is zeer waarschijnlijk. Een manische fase van een bipolair beeld kan onbehandeld lang aanhouden. Rust is reeds ingezet, maar niet effectief gebleken. Aanvullende medicatie is
noodzakelijk om de verhoogde stemming terug te brengen. Gezien het vorenstaande heeft de psychiater de directeur geadviseerd ten aanzien van klager a-dwangbehandeling toe te passen.

Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie de totstandkoming van de bestreden beslissing voldoende zorgvuldig en inzichtelijk en acht zij op goede gronden aannemelijk geworden dat klager een psychiatrische stoornis heeft, dat hij vanuit die
stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager kan veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kon worden weggenomen. Tevens is
aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager de
a-dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw voor de duur van drie maanden toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. U.P. Burke en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 9 juni 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven