Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0260/GB, 21 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/260/GB

Betreft: [Klager] datum: 21 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 januari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok, op 21 april 2017 door een lid van de Raad gehoord. Van dit horen is een verslag opgemaakt, dat aan klager en zijn raadsvrouw, alsmede aan de selectiefunctionaris is verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem vanuit de extramurale fase terug te plaatsen in de inrichting voor stelselmatige daders (ISD) van de locatie Hoogvliet ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 31 augustus 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) Transfore te Almelo in het kader van de extramurale fase van de aan hem opgelegde ISD-maatregel. Bij beslissing van 20 december 2016 is hij
teruggeplaatst in de ISD van de locatie Hoogvliet, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft spijt van zijn gedragingen en betreurt het dat hij zich pas na zijn terugplaatsing heeft gerealiseerd dat hij in FPA Transfore aan zijn verslavingsproblematiek kon werken. Hij heeft zichzelf ernstig benadeeld en wenst zijn behandeling
voort
te zetten. Klager kon goed met het personeel in de FPA overweg en van een verstoorde relatie was geen sprake. Als klager wordt teruggeplaatst in de FPA, zal hij niet met negatieve gevoelens jegens het personeel terugkeren. Bovendien realiseert hij zich
dat hij het vertrouwen, de behandeling en eventuele vrijheden zal moeten opbouwen. Klager is nog altijd bereid aan een behandeling mee te werken. Het gedrag dat klager heeft vertoond, waaronder begrepen de terugvalmomenten in het gebruik van verdovende
middelen, past bij het gedrag van iemand met verslavingsproblematiek. Klager erkent zijn fouten en wenst verder aan zijn problematiek te werken teneinde een betere toekomst te realiseren. Hij heeft zelf bij de rechter om oplegging van de ISD-maatregel
verzocht, omdat hij aan zijn verslavingsproblematiek wilde werken. Hij heeft in een brief zijn excuses aan de FPA aangeboden, die als bijlage bij het beroepschrift is gevoegd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de locatie Hoogvliet heeft klager voorgedragen voor terugplaatsing in de ISD van de locatie Hoogvliet. Klagers verblijf in de FPA is op 2 februari 2016 aangevangen. Sinds juli 2016 is hij, wat zijn middelengebruik betreft, in een
negatieve spiraal beland. In oktober 2016 is klager reeds teruggeplaatst vanuit de FPA vanwege verscheidene terugvallen in middelengebruik. Op 3 november 2016 is klager opnieuw in de FPA geplaatst. Hij heeft op 26 november 2016 bij een urinecontrole
positief gescoord op het gebruik van cocaïne en erkent dit. Als gevolg hiervan heeft een gedragsanalyse plaatsgevonden, zijn met hem gesprekken gevoerd en zijn klagers vrijheden ingeperkt. Op 5 december 2016 heeft een medepatiënt te kennen gegeven dat
klager bij medepatiënten drugs bestelde en hen hiertoe hevig onder druk zette. Klager heeft dit erkend. Daarbij heeft hij toegegeven dat hij dergelijk gedrag, evenals gebruik van middelen in de FPA, eerder heeft vertoond. Naar aanleiding hiervan heeft
de FPA geconcludeerd dat klagers verslavingsproblematiek op de voorgrond blijft staan en dat de FPA hem niet de behandeling kan bieden die hij nodig heeft. Daarna heeft de FPA op 11 januari 2017 een ontslagbrief opgesteld. Nu de FPA de behandeling van
klager heeft beëindigd, voldoet klager niet aan de voorwaarden voor plaatsing buiten de inrichting. Voorts voldoet hij niet aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 44l, derde lid, onder a en d, van de Penitentiaire maatregel (Pm). Hoewel klager
spijt heeft van zijn gedrag in de FPA en wenst te worden teruggeplaatst, meent de selectiefunctionaris dat hem voldoende kansen zijn geboden.

3.3. De directeur van de locatie Hoogvliet heeft geadviseerd tot beëindiging van de extramurale fase van de ISD-maatregel. Klager is met zijn middelengebruik in de FPA in een negatieve spiraal terechtgekomen. Na een time-out-maatregel van twee weken
heeft klager op 26 november 2016 bij een urinecontrole positief gescoord op het gebruik van cocaïne. Op 30 november 2016 is, mede omdat klagers middelengebruik niet gepaard gaat met het niet nakomen van afspraken, gevolg gegeven aan de positieve
urinecontrole van 26 november 2016 door middel van een gedragsanalyse, het inperken van klagers vrijheden en het voeren van gesprekken. Op 5 december 2016 is gebleken dat klager medepatiënten onder druk zette teneinde hen drugs te doen invoeren. De FPA
kan, mede vanwege het feit dat klager onvoldoende openheid en betrouwbaarheid kan bieden, klager niet de behandeling bieden die hij nodig heeft. De FPA heeft klagers behandeling om die reden beëindigd en de inrichting geadviseerd klager terug te
plaatsen in de ISD van de locatie Hoogvliet.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 44m, eerste lid, van de Pm kan de selectiefunctionaris een gedetineerde die niet of niet meer in staat of bereid is deel te nemen aan het ISD-programma in de laatste fase buiten de inrichting, dan wel te voldoen aan de
daaraan verbonden voorwaarden, op de grondslag van een advies van de directeur terugplaatsen in de inrichting.

4.2. De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de stukken in het dossier en constateert dat de FPA heeft besloten klagers behandeling te beëindigen. Deze beslissing is, blijkens het schrijven van FPA Transfore van 11 januari 2017, gebaseerd op het
feit dat klager herhaaldelijk is teruggevallen in middelengebruik. Verder heeft hij meermaals medepatiënten, tegenover wie hij zich verbaal agressief en dreigend heeft uitgelaten, benaderd om drugs voor hem in te voeren. Daarnaast is contrabande op
zijn
kamer aangetroffen. Klager externaliseert de oorzaak van zijn middelengebruik. Een time-out-maatregel, die klager van 19 oktober 2016 tot 3 november 2016 heeft ondergaan, heeft niet tot het gewenste effect geleid. De FPA ziet met betrekking tot klagers
verslavingsproblematiek geen behandelmogelijkheden meer en acht een kliniek die in verslaving is gespecialiseerd en een hoog beveiligingsniveau heeft, voor klager het meest passend.

4.3. Gelet op het voorgaande acht de beroepscommissie de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk, temeer nu klagers
behandeling op het moment dat voornoemde beslissing is genomen, reeds was beëindigd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 21 juni 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven