Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0467/GA, 21 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/467/GA

betreft: [klager] datum: 21 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.T. van Rhijn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 januari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Almere in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft a. de inhumane behandeling in de strafcel en b. het niet opvragen van röntgenfoto’s (AB 2017/33).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 25 oktober 2016 is klager bij plaatsing in de inrichting in een strafcel geplaatst waarbij hij op hardhandige wijze
is gefixeerd met handboeien en hij zich niet meer kon bewegen. Klager heeft de leiding van de inrichting verzocht zijn medisch dossier op te vragen bij zijn huisarts, om te kunnen aantonen dat zijn medische toestand een hardhandige aanpak niet toelaat.
Dit werd klager zonder opgaaf van redenen geweigerd. De beklagrechter heeft klager niet gehoord en heeft geen moeite gedaan om de medische gegevens wel te laten ophalen. Verzocht wordt de inrichting rekening te laten houden met klagers medische
toestand
en de inrichting te verplichten het medisch dossier op te vragen.

De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is sinds 8 augustus 2016 ingeschreven in de p.i. Almere. Het voorval waarbij klager op 25 oktober 2016
hardhandig is gefixeerd, heeft nooit plaatsgevonden. Klager heeft gedurende zijn detentieperiode in de p.i. Almere nooit een disciplinaire straf opgelegd gekregen en is dus ook niet in een strafcel geplaatst. Voorts diende klager zich omtrent het
opvragen van zijn medisch dossier te wenden tot de medische dienst. Klager heeft tijdens de medische intake op 9 augustus 2016 en bij de verpleegkundige op 10 oktober 2016 geen verzoek tot het opvragen van medische gegevens bij zijn huisarts
ingediend.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Het handelen, nalaten daaronder begrepen, van personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn taak, moet behoudens puur feitelijk handelen, in beginsel
worden gezien als handelen van of namens de directeur waartegen beklag openstaat op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Het beklag ziet op de hardhandige fixatie van klager tijdens plaatsing in een strafcel. In onderhavig geval is echter niet
aannemelijk geworden dat klager op 25 oktober 2016 in een strafcel is geplaatst en daarbij hardhandig is gefixeerd door het personeel, zodat geen sprake is van handelen van het personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn taak.
De beklagrechter heeft klager dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder a.. Derhalve zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

Ten aanzien van het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Het niet opvragen van klagers medisch dossier valt onder medisch handelen hetgeen onder verantwoordelijkheid van de inrichtingsarts geschiedt. Gelet hierop beklaagt klager
zich
niet over een beslissing van de directeur, waartegen op grond van artikel 60 van de Pbw beklag openstaat, zodat de beklagrechter klager eveneens terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in het beklag onder b.. Derhalve zal de beroepscommissie het
beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van S.C. Vogel, secretaris, op 21 juni 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven