nummer: 17/40/TB
betreft: [klager] datum: 19 juni 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 4 januari 2017 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Pompestichting met een laag individueel beveiligingsniveau, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers
verblijf in genoemde longstayvoorziening.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 11 mei 1988 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 27 januari 1989 is klager
geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag. Op 10 november 1999 is klager overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek en op 13 februari 2006 is hij geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Op 29 juni 2006 heeft de Staatssecretaris opnieuw
besloten klager te plaatsen in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Per beslissingen van 16 januari 2013, 10 oktober 2014 en 26 januari 2016 is klagers plaatsing in de longstayvoorziening van de Pompestichting na een herbeoordeling
gecontinueerd. Bij advies van 23 mei 2016 heeft de Pompestichting de Staatssecretaris geadviseerd de longstaystatus van klager te handhaven. Op 17 en 23 augustus 2016 hebben GZ-psycholoog K. respectievelijk psychiater K. getracht een advies uit te
brengen over de wenselijkheid van verlenging van de longstaystatus. De onderzoekers konden hierover geen uitspraak doen, omdat klager heeft geweigerd mee te werken aan de twee onderzoeken. De Lap heeft op 18 november 2016 geadviseerd de longstaystatus
van klager voort te zetten.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Na zijn overplaatsing naar de locatie Zeeland van de Pompestichting zijn er nauwelijks inspanningen verricht om tot een mogelijk behandeltraject te komen. Klager zit al lang in de tbs en is
bereid gesprekken aan te gaan en zodoende stappen te zetten richting een resocialisatietraject. Er is lang geprobeerd met klager over seksualiteit te praten. Klager heeft hierover gesprekken gevoerd met een psycholoog. Klager meent dat seksualiteit een
privé-aangelegenheid is. Hij heeft het exhibitionisme achter zich gelaten, dus gevaarlijkheid is volgens hem geen issue meer. Tijdens de gesprekken wordt gesproken over de situatie van 30 jaar geleden. Toen is hij de fout in gegaan. Klager heeft
tijdens
zijn tbs ook verlof genoten. Als hij nog gevaarlijk zou zijn, dan had dat zich toen al moeten manifesteren. In de inrichting gaan ze beoordelen of er mogelijkheden zijn voor verlof en resocialisatie. Klager vindt het niet eerlijk dat gesprekken over
seksualiteit als voorwaarde voor verlofverlening wordt gesteld. Klager hoopt dat er door het verlenen van verloven er beweging in zijn situatie komt.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Overeenkomstig het Lap-advies van 3 november 2015 heeft na één jaar een nieuwe herbeoordeling plaatsgevonden. Uitkomst hiervan is dat voortzetting van klagers
longstayplaatsing noodzakelijk is. Ondanks het feit dat klager sinds juni 2016 gesprekken heeft met een psycholoog/seksuoloog van buiten het behandelteam en inrichting, ziet de Pompestichting geen verbetering ten aanzien van klagers kernproblematiek.
Het thema seksualiteit blijkt bijzonder ingewikkeld om met klager te bespreken. In het herbeoordelingsadvies van de inrichting van 23 mei 2016 komt naar voren dat het thema seksualiteit nog niet nadrukkelijk aan de orde is gekomen. Telkens zijn er
andere thema’s waar klager voorrang aan geeft. Klager stelt voorwaarden aan het bespreken van het thema seksualiteit. Door de grote controlebehoefte van klager verloopt de samenwerking met het behandelteam moeizaam. Klagers pathologie is ernstig en het
afgelopen jaar niet gewijzigd. Zijn problematiek belemmert klager om opgebouwde spanningen en kwetsbaarheden bespreekbaar te maken of om ondersteuning te vragen in voor hem lastige zaken. Zijn gerichtheid op vrouwen is in het afgelopen jaar niet
afgenomen. Desondanks hebben er op dit vlak het afgelopen jaar geen incidenten plaatsgevonden. Er wordt onvoldoende onderbouwing gevonden voor een erotomane waanstoornis. Vanwege klagers paranoïde ideeën wordt anti psychotische medicatie wel
geïndiceerd
geacht. Klager weigert stellig medicatie in te nemen. Klager kan op geen enkele manier de werkelijkheid verdragen en leeft met een sterk onrealistisch zelfbeeld.
Klager heeft niet willen meewerken aan het onderzoek van de psychiater en psycholoog. Psychiater K. ziet vanuit het dossier geen reden om een ander traject voor te stellen. Psycholoog K. kan zich vinden in de diagnosestelling van de inrichting. De
verschillende bevindingen tussen de inrichting en het PBC zijn minder groot dan op het eerste gezicht lijkt en betreft vooral een academische discussie. Psycholoog K. kan de beschrijving van de risicofactoren, risicotaxatie en het risicomanagement van
de inrichting goed volgen. Door de bejegening in hoge mate af te stemmen op de problematiek van klager kan (grotendeels) voorkomen worden dat klager handelt naar zijn seksueel agressieve impulsen.
De Lap is in zijn advies van 18 november 2016 van oordeel dat de inrichting aan zijn inspanningsverplichting ten aanzien van het voeren van gesprekken omtrent klagers seksualiteitsbeleving heeft voldaan. Klager lijkt niet tot de kern te willen en/of
kunnen komen. De Lap meent dat er op dit moment geen perspectieven bestaan voor een nieuwe behandeling of uitplaatsing. Gelet op de inhoud van de adviezen is de Staatssecretaris van oordeel dat de voortzetting van klagers plaatsing in een
longstayvoorziening gerechtvaardigd is.
Voor zover klager met zijn verwijzing naar het ontbreken van inspanningen om te komen tot een resocialisatietraject een interne overplaatsing had gewenst, staat hiertegen geen beroep open. Als klager zijn weerstand laat varen en zich openstelt voor
behandeling kan worden bezien hoe een mogelijk resocialisatietraject kan worden vormgegeven.
4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Klager verblijft sinds 13 februari 2006 in de longstayvoorziening van de Pompestichting.
In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de Lap wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.
De Lap concludeert dat gelet op de nog immer aanwezige kernproblematiek, er op dit moment geen perspectieven zijn voor een nieuwe behandeling van klager of een uitplaatsing naar de GGZ. In eerdere adviezen van de Lap is de wenselijkheid geopperd van
gesprekken met klager over zijn seksuele problematiek. De Lap stelt daar nu over, dat de inrichting aan haar inspanningsverplichtingen heeft voldaan. Ter zitting van de beroepscommissie is gebleken dat klager weinig nut ziet in dergelijke gesprekken.
Hij beschouwt dit als een privé-aangelegenheid en meent bovendien dat hij thans niet meer gevaarlijk is. Gezien zijn standpunt en weigering tot behandelinterventies rond dit thema kan het risicomanagement nog steeds, evenals de afgelopen jaren,
nauwelijks/onvoldoende beschreven en getoetst worden.
Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken klager (tijdelijk)
over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. W.A.T. Bos en drs. M.P.M. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 19 juni 2017
secretaris voorzitter