Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0423/GA, 16 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/423/GA

betreft: [klager] datum: 16 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 januari 2017 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie De Schie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R.I. Kool om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de schending van klagers rechten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 37 van de Pbw (S 2016-96).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Met betrekking tot het D&R plan is een fout gemaakt en deze dient gecorrigeerd te worden. Voorts zijn klagers rechten als
bedoeld in artikel 50 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 37 van de Pbw geschonden, omdat hij nooit aanwezig mag zijn bij celinspecties. Het is voor klager dus niet mogelijk deze schending aan te tonen.

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het is onduidelijk waarom klager melding maakt van onwaarheden in zijn D&R plan. Voorts worden brieven tijdens celinspecties nooit gelezen door het
personeel. Dit betreft zowel geprivilegieerde post als privé post. Slechts bij vermoeden van contrabande in een envelop, wordt de inhoud ervan bekeken. In het geval van geprivilegieerde post wordt de envelop in het bijzijn van de gedetineerde geopend.
Tijdens de beklagzitting heeft klager verklaard dat de ‘echte’ geprivilegieerde post verstopt was in een melkpak. Daarmee kan het personeel geen ‘echte’ geprivilegieerde post gelezen hebben.

3. De beoordeling
In het klaagschrift van 14 februari 2016 wordt geklaagd over de schending van klagers rechten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 37 van de Pbw. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van
de
beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Voorts klaagt klager erover dat de informatie zoals opgenomen in zijn D&R-plan, onjuist is. De beklagcommissie heeft op dit punt geen beslissing genomen en de beroepscommissie zal dit punt uit proceseconomische overwegingen in eerste en hoogste
instantie afdoen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager niet heeft aangegeven welke onjuistheden in zijn D&R-plan zijn opgenomen. Het beroep voldoet daarom niet aan de daaraan te stellen eisen, en zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van S.C. Vogel, secretaris, op 16 juni 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven