Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3833/GM, 17 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3833/GM

betreft: [klager] datum: 17 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) De Karelskamp te Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 20 oktober 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2016, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Lochs. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. De Karelskamp is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 september 2016, betreft het stellen van een verkeerde diagnose en het vrijgeven van medische gegevens aan medegedetineerden.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager heeft zich bij de medische dienst gemeld met huidklachten (pijnlijke plekjes op de vingers en aan de bovenkant van de voeten). Op 8 september 2016 heeft de inrichtingsarts als diagnose
gesteld MKZ (mond- en klauwzeer). Die middag heerste er paniek op de afdeling. Mensen lopen met mondkapjes en maken dierengeluiden naar klager. Een verpleegkundige heeft op de afdeling medegedeeld dat klager hand-, mond- en voetziekte heeft en dat dit
besmettelijk is. Contacten met klager werden vermeden. Op 9 september 2016 heeft een andere arts geen hand-, mond- en voetziekte gediagnosticeerd. De verpleegkundige heeft vervolgens aan de medegedetineerden medegedeeld dat het om een schimmel/eczeem
ging. Dit laatste had de verpleegkundige niet mogen doen.
De medisch adviseur stelt dat het op de hoogte brengen van de afdeling van de diagnose conform het protocol zou zijn. Klager meent dat het risico op verspreiding beperkt kan worden zonder dat klager aan de schandpaal wordt genageld. Het is overigens de
advocaat van klager die de medische dienst heeft gebeld en medegedeeld dat de diagnose niet kan kloppen. MKZ is bij mensen alleen mogelijk door direct contact met besmet vee, bijvoorbeeld de veehouder of dierenarts. Bovendien is MKZ bij mensen
ongevaarlijk en verdwijnen de blaasjes na een paar dagen vanzelf. Klager liep al ruim een maand met de klachten rond. Klager heeft door de foute diagnose en het onzorgvuldig medisch handelen schade ondervonden. De medegedetineerden hebben een aantal
dagen als koeien naar klager lopen loeien en ze hebben hem gemeden. Klager was boos, maar er werd niet naar hem geluisterd.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager heeft een gerede klacht voor wat betreft het benoemen van MKZ in plaats van hand-, mond- en voetziekte
als diagnose. De huisarts was niet zeker van zijn diagnose en heeft direct om een second opinion gevraagd bij zijn collega huisarts, die vervolgens een andere diagnose heeft gesteld. De verpleegkundige heeft “uit oogpunt van zorgvuldigheid” gehandeld.

3. De beoordeling
Blijkens het bij de stukken bevindende medisch dossier is klager op 7 september 2016 met terugkerende huidklachten onderzocht door een verpleegkundige, die klager doorverwees naar de huisarts op 8 september 2016. Klager werd onderzocht en de diagnose
luidde volgens de his-uitdraai van het medisch dossier hand-, mond- en voetziekte. Op 9 september 2016 wordt klager onderzocht door een andere huisarts die een dyshidrotisch eczeem heeft gediagnosticeerd. Klager stelt onbestreden dat de arts die hem op
8 september 2016 heeft onderzocht vaststelde dat klager mond- en klauwzeer (MKZ) had.

De beroepscommissie stelt voorop dat het enkele feit van het stellen van een verkeerde diagnose nog geen onzorgvuldig medisch handelen van de inrichtingsarts oplevert. De omstandigheden die tot de verkeerde diagnose leiden in relatie tot de gevolgen
van
de verkeerde diagnose voor de patiënt kunnen niettemin een dergelijke conclusie rechtvaardigen.
De beroepscommissie stelt vast dat klager een dag na de (mondelinge) diagnose MKZ dan wel hand-, mond- en voetziekte door een andere inrichtingsarts opnieuw is onderzocht, waarna de diagnose is bijgesteld. De beroepscommissie laat in het midden op
wiens
initiatief dit is gebeurd. Klager stelt dat dit komt nadat de advocaat contact heeft opgenomen met de medische dienst, de inrichtingsarts stelt dat hij direct om een second opinion heeft gevraagd.
De beroepscommissie is echter van oordeel dat de diagnose MKZ dermate onwaarschijnlijk is, dat deze niet op deze wijze gesteld had mogen worden. Ook de afhandeling daarna moet op basis van de beschikbare informatie als onzorgvuldig worden gekenschetst.
De beroepscommissie begrijpt dat de medische dienst in eerste instantie vreesde voor besmettingsgevaar. Uit de stukken blijkt evenwel niet dat klager vanwege dit gevaar is geïsoleerd van de overige gedetineerden. De beroepscommissie kan begrijpen dat
klager zich door de diagnose en de informatie die hierover aan medegedetineerden is verstrekt overvallen heeft gevoeld. Uit de stukken is niet gebleken dat de inrichtingsarts met klager in gesprek is gegaan toen duidelijk was dat een verkeerde diagnose
was gesteld noch blijkt uit de stukken of het maken van excuses is overwogen. De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts kan worden aangemerkt als in strijd met
de
in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. De Karelskamp toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 17 januari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven