Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0456/GA, 26 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/0456/GA

betreft: [klager] datum: 26 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 januari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Zwaag in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het gedrag van het personeel jegens klager (2016/440, 2016/453, 2016/455, 2016/456, 2016/471 en 2016/480); en
b. het onthouden van medische zorg aan klager (2016/439, 2016/454, 2016/459, 2016/468, 2016/472 en 2016/473).

De beklagrechter heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het herhaaldelijk, onwenselijke gedrag van de bewaarders blijkt schering en inslag te zijn. De directeur is hiervan op de hoogte. Het
onwenselijke gedrag blijft zich echter herhalen. Dit kan gezien worden als een weigering dan wel een verzuim van de directeur om de situatie te verbeteren. De directeur kan immers de betreffende personeelsleden aanspreken op hun onwenselijke gedrag en
indien nodig daartoe maatregelen nemen. Dit heeft de directeur niet gedaan en derhalve is sprake van een weigering dan wel verzuim zoals bedoeld in artikel 60, tweede lid, van de Pbw.
Ook het onthouden van medische zorg, terwijl daartoe wel een noodzaak bestond, kan aangemerkt worden als een verzuim zoals bedoeld in artikel 60, tweede lid, van de Pbw en derhalve als een beslissing van de directeur zoals bedoeld in artikel 60, eerste
lid, van de Pbw. Klager heeft geen pijnstillers gekregen als hij hier om vroeg. De pijnklachten namen toe en de noodzaak voor een correcte medische behandeling van klager werd steeds groter. Hij heeft niet de medische behandeling genoten die hij nodig
had.

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager beklaagt zich over het gedrag van het personeel jegens hem, onder meer bestaande uit pesterijen. De beroepscommissie is met de beklagrechter van oordeel dat het beklag feitelijk handelen van het personeel betreft en niet is gericht tegen (de
uitvoering van) een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag openstaat. Van een verzuim of weigering om te beslissen zoals bedoeld in artikel 60, tweede lid, van de
Pbw
is eveneens geen sprake. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager beklaagt zich over het onthouden van medische zorg, onder meer bestaande uit het niet verstrekken van pijnstillers. Het niet verstrekken van medicatie door een p.i.w.-er betreft een jegens klager genomen beslissing als bedoeld in artikel 60,
eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvangen in het beklag.

De beroepscommissie acht niet aannemelijk dat aan klager geen medicatie is verstrekt. Hierbij neemt zij mede in overweging dat uit de bespreking van de klachten met de maandcommissaris blijkt dat klager is aangeboden een kleine voorraad paracetemol in
zijn verblijfsruimte te houden voor de nacht, hetgeen klager heeft geweigerd. De beroepscommissie zal het beklag derhalve ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie vernietigt ten aanzien van onderdeel b. in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 26 mei 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven