Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3506/GM, 17 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3506/GM

betreft: [klager] datum: 17 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 september 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], inrichtingsarts, en [...], hoofd zorg.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 5 juli 2016, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager vanwege zijn rugklachten en het hem vervolgens aangeboden werk.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Klager heeft vanaf 2012 last van zijn rug door een versleten ruggenwervel. Zijn rugklachten zijn steeds erger geworden waardoor hij zich ziek heeft moeten melden. Klager loopt continu met pijn rond en kan slecht
slapen. Hij krijgt 50 mg tramadol en ibuprofen. De inrichtingsarts heeft de foto’s van 2012 bekeken en de foto’s van 2014 laten opvragen. Zijn conclusie was dat klager niet lang kon zitting, af en toe moest lopen en niet meer dan 10 kilo mocht tillen.
Klager is het hiermee niet eens. Hij kan niet werken van de pijn.
De klacht is ruimer dan wordt gesteld. Klager wordt niet goed door de medische dienst behandeld. Hij wil aangepast werk verrichten. Klager kon celwerk doen, maar dit wordt hem niet gebracht. Klager wil wel werken, maar hij verzet zich tegen het
verrichten van het werk op zaal. Hierdoor ondervindt hij veel last van zijn rug. Tegen klager is gezegd dat hij op een stoel kon zitten en als hij rugpijn heeft, maar moest gaan lopen. Klager krijgt fysiotherapie en ibuprofen voor zijn rugklachten,
maar
dat helpt niet. Klager vermoedt dat sprake is van zenuwpijn. Klager meent dat iemand van de arbeid niet op de stoel van de huisarts kan gaan zitten. Klager heeft geen vertrouwen in de inrichtingsarts. Dat vertrouwen zal nooit meer terugkomen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft bij het Regionaal tuchtcollege een klacht van gelijke strekking ingediend. Klager meent dat hij vanwege zijn rugklachten arbeidsongeschikt is. Er zijn drie foto’s van klagers rug
gemaakt. De foto’s uit 2012 en 2016 zijn gedurende klagers detentie gemaakt. De conclusie is dat er een milde arthrosis lumbalis is, die ten opzichte van 2012 licht is toegenomen. De uitslag van de laatst gemaakte foto geeft geen aanleiding het beleid
te herzien. Klager kan rugsparend en afwisselend werk verrichten.
Klager heeft kennelijk problemen met het werk dat op de werkzaal wordt verricht. De inrichtingsarts geeft de somatische beperkingen aan voor het verrichten van arbeid en stuurt de bevindingen aan het hoofd arbeid, die op zijn beurt daaraan verder
invulling geeft en bepaalt welke werkzaamheden op de arbeid kunnen worden verricht. De inrichtingsarts kan voor dit laatste niet verantwoordelijk worden gehouden. De rugklachten die klager ervaart zijn niet van dien aard dat een verwijzing naar een
specialist nodig is. Er zijn op de foto’s geen vernauwingen geconstateerd. De aandoening van klager behoeft gelet op klagers leeftijd geen behandeling. Een verwijzing naar een specialist leidt hooguit tot verdere medicalisering maar niet tot een
oplossing. Klager kan zich echter voor een second opinion wenden tot een tweede arts. En als die arts tot een ander oordeel komt, dan wordt die gevolgd. Klager is door drie artsen gezien, die de mening van de inrichtingsarts onderschrijven. De medische
dienst heeft geïntervenieerd toen bleek dat klager werk deed waarvan de arts had aangegeven dat klager dat niet mocht. Er heeft neurologisch onderzoek plaatsgevonden, maar dat is niet genoteerd. De inrichtingsarts acht het niet nodig alles in extenso
op
te schrijven van wat niet is gebleken. De anamnese gaf geen aanleiding voor een uitgebreid neurologisch onderzoek.

3. De beoordeling
Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager toegelicht dat zijn klacht ziet op de werkzaamheden die hij op de werkzaal moet verrichten. De inrichtingsarts heeft toegelicht dat hij de somatische beperkingen van gedetineerden onderzoekt, maar dat
het
vervolgens aan het hoofd van de afdeling arbeid is om aan de hand van de bevindingen van de inrichtingsarts te bepalen welke werkzaamheden klager dient te verrichten. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat klager niet over het medisch
handelen van de inrichtingsarts klaagt, maar over de beslissingen die namens de directeur zijn genomen. Klager dient derhalve in zoverre niet-ontvankelijk in zijn klacht te worden verklaard.

De klacht van klager houdt verband met het medische oordeel van de inrichtingsarts dat klager niet arbeidsongeschikt is. De beroepscommissie stelt voorop dat arbeid in een penitentiaire inrichting niet hetzelfde karakter of dezelfde functie heeft als
arbeid buiten de inrichting. In detentie wordt arbeid aangeboden om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te bieden. Klager ervaart hinder van zijn rugklachten. Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en het verhandelde ter zitting van de
beroepscommissie komt naar voren dat de inrichtingsarts ten behoeve van zijn oordeel foto’s heeft bekeken, waaronder nieuwe foto’s van 2016. Klager is ook gezien door andere artsen, die het oordeel van de inrichtingsarts onderschrijven. Bij klager is
sprake van milde arthrosis lumbalis. Tegen deze achtergrond kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor zover deze is gericht tegen het aanbod aan werkzaamheden tijdens de arbeid.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 17 januari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven