Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2043/TA, 9 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2043/TA

betreft: [klager] datum: 9 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 27 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: Van Mesdagkliniek), verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak d.d. 18 september 2002 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 november 2002, gehouden in de locatie Zwolle te Zwolle, zijn gehoord de heer mr. [...], staffunctionaris juridische zaken bij de Van Mesdagkliniek en de heer [...], directeur behandelzakenbij voornoemde kliniek. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Klager heeft schriftelijk laten weten afstand te doen van zijn recht om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een maatregel van beperking van klagers bewegingsvrijheid tot de afdeling van klagers verblijf, onder verwijdering van zijn televisie, (minimumregiem) voor de duur van veertien dagen, wegens een positieve score opte weinig geconcentreerde urine bij een urinecontrole en een herhaling van die controle.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In het kader van de onderhavige zaak is discussie ontstaan over de urinecontrole in de inrichting en het daarvoor gebruikte protocol. Klager heeft op één dag twee maal zijn urine moeten inleveren. Hiermee was hij het niet eens.Klager was ‘s morgens verzocht urine in te leveren ten behoeve van een standaardcontrole. De ochtendurine is het meest onverdund, zodat de eerste afname in de ochtend standaard is. Deze urine is dezelfde dag naar het laboratoriumvan het AZG gebracht. De urinecontroles worden in overeenstemming met de Europese Richtlijnen dienaangaande door een erkend laboratorium uitgevoerd. ‘s Middags ontving de inrichting een fax van het laboratorium inhoudende dat deurine van klager te waterig was, dat wil zeggen een te laag kreatinegehalte bevatte. Kreatine is een lichaamseigen stof, die altijd in dezelfde concentratie aanwezig is in het lichaam. Deze stof wordt afgescheiden in de urine. Aanklager is vervolgens opnieuw verzocht urine in te leveren. Dit weigerde klager. Hij wilde eerst de volgende ochtend urine afstaan. Zijn urine zou dan zeker geconcentreerd genoeg zijn. De inrichting is hiermee niet akkoord gegaan;klager kreeg vier uur de tijd om geschikte urine in te leveren. Binnen die vier uur moet het mogelijk zijn om urine in te leveren.
Ook de controle van deze laatste urine leverde niets op, omdat de urine (nog steeds) te waterig was. Daarop is klager conform het inrichtingsbeleid beperkt in zijn vrijheden. Hem werd de maatregel opgelegd van veertien dagenverblijf op de eigen afdeling onder verwijdering van zijn televisie. Dit betekent dat klager vanaf dat moment aan de beperkingen van het minimumregiem, dat is iets beperkter dan het basisregiem, onderworpen was. Ook daar was klagerhet niet mee eens. Aan klager is duidelijk uitgelegd dat conform het in de inrichting geldende beleid is gehandeld. Klager is niet anders behandeld dan andere verpleegden.
Anders dan de beklagcommissie heeft overwogen is er geen strijd tussen het protocol en de Regeling urineonderzoek verpleegden. De inrichting kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de uitspraak van de beklagcommissie berust opeen misverstand. Artikel 6 van het protocol bepaalt dat de patiënt in geval van te weinig geconcentreerde urine in de gelegenheid wordt gesteld om binnen vier uur na het verzoek daartoe opnieuw urine in te leveren. In hetonderhavige geval heeft het laboratorium op de dag dat de eerste urine was ingeleverd reeds bericht dat de urine een te laag kreatinegehalte bevatte. Daarop is klager direct een tweede urinecontrole aangezegd. Conform het protocolheeft klager vervolgens vier uur de tijd gekregen om deze urine in te leveren.
Door de toxicoloog van het laboratorium is inmiddels duidelijk gemaakt dat het zonder opzet van de patiënt bijna onmogelijk is om urine zodanig te verdunnen dat het kreatinegehalte te laag is. Dit geldt naar zijn mening zekerwanneer de patiënt vier uur de tijd heeft om (meer) geconcentreerde urine in te leveren. Het gebruik van voedingssupplementen heeft op het kreatinegehalte in de urine geen invloed.
Als patiënten in lijn met de uitspraak van de beklagcommissie voortaan altijd eerst de volgende dag mogen worden getest, zal eventueel harddruggebruik niet meer aantoonbaar zijn. Cocaïne- en heroïnesporen zijn na 1 tot 2 dagen nietmeer te traceren. Bij controle op softdrugs ligt dit anders omdat sporen van een dergelijk druggebruik tot ongeveer twee weken na gebruik nog te traceren zijn. Bevestigingscontroles vinden dan ook meestal de volgende dag plaats. Dithangt echter voornamelijk af van de snelheid waarmee het laboratorium de urine heeft gecontroleerd. Als de uitslag tijdig bekend is, kan een bevestigingscontrole net als in het onderhavige geval nog dezelfde dag worden afgenomen.Volgens het protocol is de inrichting te allen tijde gerechtigd een urinecontrole aan te zeggen. In geval van harddrugs zal zij zelf al aangeven dat enige spoed bij de controle is geboden. Patiënten krijgen als gevolg van deuitspraak van de beklagcommissie een vrijbrief om te sjoemelen met hun urine en de controle op die manier zodanig lang uit te stellen dat deze geen zin meer heeft.
De beklagcommissie heeft het beklag derhalve ten onrechte gegrond verklaard, zodat verzocht wordt de uitspraak van de beklagcommissie te vernietigen en het beklag alsnog ongegrond te verklaren.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van het hoofd van de inrichting om klager op één dag twee urinecontroles aan te zeggen was gebaseerd op voor iedere tbs-gestelde geldende regelingen, te weten de onderdelen 1 en 6van het urineprotocol van de inrichting en artikel 8, in verband met artikel 3, van de Regeling urineonderzoek verpleegden. Deze regelingen zijn naar het oordeel van de beroepscommissie niet in strijd met de Bvt dan wel met enigander wettelijk voorschrift. Een beklag tegen dergelijke algemene regelingen is niet-ontvankelijk zodat het beroep van de directie reeds om die reden gegrond is. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie derhalvevernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Overigens merkt de beroepscommissie ten aanzien van de beslissing van de beklagcommissie het volgende op. Ingevolge artikel 57, eerste lid, Bvt staat tegen de beslissing tot oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 33 Bvteerst beklag open nadat deze een week heeft geduurd. Klager heeft op 23 juli 2002 beklag ingesteld tegen de onderhavige beslissing, welke is ingegaan op 23 juli 2002. Klagers klaagschrift is op 25 juli 2002 bij het secretariaat vande beklagcommissie ingekomen. Nu klager derhalve reeds beklag had ingesteld tegen de onderhavige beslissing voordat de genoemde termijn was verstreken, had de beklagcommissie klager ook om die reden niet-ontvankelijk moetenverklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. C.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 9 januari 2003

secretaris voorzitter

nummer: 02/2043/TA

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 6 november 2002, gehouden in de locatie Zwolle te Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: drs. G.A.M. Mensing en mr. C.L. van den Puttelaar.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. D.R. Kruithof.

Gehoord zijn de heer mr. [...], staffunctionaris juridische zaken bij de Dr. S. Van Mesdagkliniek en de heer [...], directeur behandelzaken bij die kliniek.

Door en namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Klager was ‘s morgens verzocht urine in te leveren ten behoeve van een standaardcontrole. De ochtendurine is het meest onverdund, zodat de eerste afname in de ochtend standaard is. Deze urine is dezelfde dag naar het laboratoriumvan het AZG gebracht. De urinecontroles worden in overeenstemming met de Europese Richtlijnen dienaangaande door een erkend laboratorium uitgevoerd.
‘s Middags ontving de inrichting een fax van het laboratorium inhoudende dat de urine van klager te waterig was, dat wil zeggen een te laag kreatinegehalte bevatte. Kreatine is een lichaamseigen stof, die altijd in dezelfdeconcentratie aanwezig is in het lichaam. Deze stof wordt afgescheiden in de urine. Klager kreeg vervolgens vier uur de tijd om geschikte urine in te leveren. Binnen die vier uur moet het mogelijk zijn om urine in te leveren.
Artikel 6 van het protocol bepaalt dat de patiënt in geval van te weinig geconcentreerde urine in de gelegenheid wordt gesteld om binnen vier uur na het verzoek daartoe opnieuw urine in te leveren. In het onderhavige geval heeft hetlaboratorium op de dag dat de eerste urine was ingeleverd reeds bericht dat de urine een te laag kreatinegehalte bevatte. Daarop is klager direct een tweede urinecontrole aangezegd. Conform het protocol heeft klager vervolgens vieruur de tijd gekregen om deze urine in te leveren.
Door de toxicoloog van het laboratorium is inmiddels duidelijk gemaakt dat het zonder opzet van de patiënt bijna onmogelijk is om urine zodanig te verdunnen dat het kreatinegehalte te laag is. Dit geldt naar zijn mening zekerwanneer de patiënt vier uur de tijd heeft om (meer) geconcentreerde urine in te leveren. Het gebruik van voedingssupplementen heeft op het kreatinegehalte in de urine geen invloed.
Als patiënten in lijn met de uitspraak van de beklagcommissie voortaan altijd eerst de volgende dag mogen worden getest, zal eventueel harddruggebruik niet meer aantoonbaar zijn. Cocaïne- en heroïnesporen zijn na 1 tot 2 dagen nietmeer te traceren. Bij controle op softdrugs ligt dit anders omdat sporen van een dergelijk druggebruik tot ongeveer twee weken na gebruik nog te traceren zijn. Bevestigingscontroles vinden dan ook meestal de volgende dag plaats. Dithangt echter voornamelijk af van de snelheid waarmee het laboratorium de urine heeft gecontroleerd. Als de uitslag tijdig bekend is, kan een bevestigingscontrole net als in het onderhavige geval nog dezelfde dag worden afgenomen.Volgens het protocol is de inrichting te allen tijde gerechtigd een urinecontrole aan te zeggen. In geval van harddrugs zal zij zelf al aangeven dat enige spoed bij de controle is geboden. Patiënten krijgen als gevolg van deuitspraak van de beklagcommissie een vrijbrief om te sjoemelen met hun urine en de controle op die manier zodanig lang uit te stellen dat deze geen zin meer heeft.

secretaris voorzitter

Naar boven