Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2999/GA, 16 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2999/GA

betreft: [klager] datum: 16 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Ph.J.N. Aarnoudse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 augustus 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zoetermeer

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 november 2016, gehouden in de p.i. De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klagers raadsman, mr. Ph.J.N. Aarnoudse, en [...] en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur respectievelijk juridisch medewerker bij de
p.i. Zoetermeer. Klager is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van uitsluiting van gezamenlijke activiteiten en het aanbieden van individuele activiteiten (ZO 2016/411);
b. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen (ZO 2016/412);
c. het meeluisteren door het personeel van een geprivilegieerd telefoongesprek (ZO 2016/413);
d. het toepassen van disproportioneel geweld (nekklem) tijdens klagers plaatsing in een afzonderingscel (ZO 2016/414).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte uitgesloten van deelname aan activiteiten. De sfeer tijdens de arbeid op 30 mei 2016 was jolig. De werkzaamheden bestonden uit
het plakken van stickers op worsten. Klager werd door een p.i.w.-er aangesproken met ‘lekker ding’. Dat irriteerde klager. Klager maakte een grapje terug door een sticker op dezelfde p.i.w.-er te plakken. Toen deze vroeg wat hij dan moest kosten, gaf
klager aan dat een p.i.w.-er ‘geen cent waard was’. Hierdoor sloeg de stemming om en bleek men opeens ontevreden over het werk van klager en werd er rapport opgemaakt. Het verslag van 30 mei 2016 geeft het subjectieve oordeel van een p.i.w.-er weer.
Objectieve feiten die relevant zijn voor de beoordeling ontbreken. Klager wordt voorzien van een stempel dat hij moeilijk is, maar de vraag is of dat terecht is. De maatregel mist iedere grondslag.
Wat betreft de maatregel van afzondering acht klager deze buitensporig. Klager ontkent met bestek of zijn celinventaris gegooid te hebben, evenmin met een vuilnisbak. Hij heeft slechts met een theedoek tegen een prullenbak geslagen en op die wijze
muziek gemaakt.
Klager heeft niet vertrouwelijk met zijn advocaat kunnen bellen. Indien en voor zover extra toezicht nodig was, vond dit niet op gepaste afstand plaats. Het gesprek is afgeluisterd door een p.i.w.-er met wie klager een aanvaring had gehad. Het gesprek
is om een futiele reden afgebroken. De toenmalige advocaat hoorde geluiden van een worsteling alvorens de verbinding werd verbroken. Klager vraagt zich af waarom de camerabeelden niet zijn bewaard. De woorden van klager waren niet gericht tegen de
p.i.w.-er, maar voor de toenmalige advocaat van klager.
Wat betreft het toegepaste geweld houdt klager vast aan zijn standpunt dat sprake was van een nekklem.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De problemen met klager ontstonden al voor de arbeid met de afname van de urine. Klager is op de arbeid gecorrigeerd voor zijn werkzaamheden. De
directeur beschikt niet over de exacte feiten van wat er die dag heeft plaatsgevonden. Het kan zijn dat klager is gezegd dat hij harder moet werken of ander gedrag moet laten zien. Het betrof een aaneenschakeling van kleine irritaties. Als klager de
rust op de arbeid verstoort, dan wordt hij eruit gehaald.
Het lawaai dat klager maakte is niet als muziek ervaren. De overlast kwam uit klagers cel, waarbij niet precies is te zeggen wat dat geluid veroorzaakte. De overlast heeft impact op de andere gedetineerden. Juist op een EZV wil de directeur geen
gedetineerden die doorgaan met het maken van geluidsoverlast.
De afzonderingsafdeling in de inrichting is een kale open ruimte met aan de zijkant de afzonderingscellen en aan de wand in de gang een telefoon. De telefoon is niet voorzien van een kap. Doorgaans staan gedetineerden rustig te bellen met hun gezicht
naar de muur. Toezicht moet vanaf de vloer plaatsvinden, waarbij een afstand van 5 meter een gepaste afstand is. Toezicht was nodig omdat er die dag al wat had plaatsgevonden waarvoor klager nog door de directeur moest worden gehoord. Het was niet de
intentie om te horen wat klager zei. Hij wendde zich tot de p.i.w.-er waardoor het mogelijk was dat de p.i.w.-er dat deel van het gesprek kon horen. Klager zei dat de p.i.w.-er een kale kankermongool was.
Een nekklem kan niet gelijk gesteld worden met het naar de grond toebrengen van klager. Als een gedetineerde niet meewerkt, wordt hij volgens de instructie naar de grond gewerkt door hem om de nek te pakken. Een nekklem wordt pas aangelegd als iemand
op
de grond ligt.

3. De beoordeling
a en b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een ander oordeel dan die van de beklagcommissie leiden. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

c.
In artikel 38, vierde lid, in verbinding met artikel 36, eerste lid, onder i van de Pbw ligt besloten dat telefoongesprekken die klager met zijn advocaat voert niet worden afgeluisterd. De beroepscommissie begrijpt uit de ter zitting gegeven
toelichting
dat de telefoon van de afzonderingsafdeling zich op de gang bevindt en derhalve niet in een afgesloten ruimte. Toezicht vanaf de vloer vindt volgens de directeur plaats op een afstand van vijf meter van klager. De beroepscommissie is van oordeel dat
klager moet hebben beseft dat vanaf deze afstand de opmerking die klager volgens het verslag heeft gemaakt: “die kale kankermongool die mij nu aankijkt die weet het wel waarom ik hier zit”, door de p.i.w.-er kon worden gehoord. Overigens acht de
beroepscommissie een afstand van vijf meter niet zonder meer passend om te voorkomen dat delen van een telefoongesprek kunnen worden gehoord. Niettemin heeft de directeur zich op het standpunt kunnen stellen dat vanwege het incident eerder op de dag
toezicht op klager nodig was. Het beroep van klager zal daarom ongegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

d.
Uit het schriftelijke verslag van 30 mei 2016 komt naar voren dat tussen de rapporteur en klager een worsteling ontstond nadat klager na een daartoe gegeven opdracht had geweigerd de telefoon op te hangen. Klager werd vervolgens ingesloten in een
afzonderingscel. De beroepscommissie is van oordeel dat klager de gegeven opdracht had dienen op te volgen. De beroepscommissie heeft de indruk dat de betreffende p.i.w.-er mogelijk anders en de-escalerend had kunnen optreden. Voor de beoordeling van
het beroep is echter van belang dat niet is gebleken dat het door de p.i.w.-er’s toegepaste geweld disproportioneel was. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met aanvulling van de
gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris,
op 16 januari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven