Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2548/GA, 28 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2548/GA

betreft: Klager datum: 28 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.B.M. Poppelaars, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 juli 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Roermond in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet promoveren van klager en het niet doorsturen en/of in behandeling nemen van klagers verzoek om overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De kern van de klacht van 10 mei 2016 is dat klager niet is gepromoveerd en dat zijn verzoek om overplaatsing naar een z.b.b.i. niet in behandeling is
genomen. Klager was sedert 11 februari 2016 gedetineerd in het huis van bewaring in de p.i. Grave en is - na korte tijd te zijn gedetineerd in de p.i. Nieuwegein - op 30 maart 2016 overgeplaatst naar de gevangenis in de locatie Roermond. Klagers
verzoek
voor overplaatsing naar een z.b.b.i. zou op 28 april 2016 in het multidisciplinair overleg worden besproken, maar dat is verzet naar 12 mei 2016. Als reden hiervoor is gemeld dat klager nog te kort in de inrichting verbleef om voor promotie naar het
plusprogramma in aanmerking te komen en dat hij nog niet had deelgenomen aan de training Keuze voor Verandering (KVV). En omdat promotie een voorwaarde is voor plaatsing in een z.b.b.i., is dat verzoek nog niet in behandeling genomen. Klager heeft als
gevolg van het verloop van zijn detentie nog niet kunnen deelnemen aan de KVV-training. Dit kan niet aan klager worden toegerekend. Deelname aan de KVV-training kan niet aan promotie naar het plusprogramma in de weg staan. Dit blijkt onder meer uit het
feit dat klager op 2 juni 2016 alsnog is gepromoveerd, terwijl hij de KVV-training nog niet had doorlopen. Uit de vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat naar alle facetten van het gedrag van de betrokkene dient te worden gekeken en op
basis daarvan een belangenafweging dient te worden gemaakt. Klagers gedrag vormt sinds de aanvang van zijn detentie geen belemmering voor promotie. De overweging van de beklagcommissie dat klagers verzoek om fasering prematuur is, snijdt geen hout. Het
is gebruikelijk dat gedetineerden voorafgaand aan hun faseringsdatum een verzoek indienen, opdat de fasering kan worden voorbereid en geen nodeloze vertraging oploopt. Klager wenst gecompenseerd te worden voor de gemiste privileges. Klager wenst te
worden gehoord teneinde het beroepschrift nader toe te lichten.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat niet is onderbouwd, af nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

De beroepscommissie overweegt als volgt.

Klager is per 11 februari 2016 als arrestant gedetineerd in het huis van bewaring in de p.i. Grave en uiteindelijk op 30 maart 2016 geplaatst in de gevangenis in de locatie Roermond. Klager heeft aldus ten tijde van zijn plaatsing ruim zes weken in
detentie doorgebracht.

Ingevolge het bepaalde in artikel 1d, tweede lid, van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing gedetineerden (RSPOG) heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag positief scoort gedurende een periode
van zes weken. Arrestanten zijn, gelet op het bepaalde in artikel 1d, tweede lid, en 1e RSPOG niet uitgesloten van promotie.

De beroepscommissie stelt vast dat in het geval van klager na ommekomst van de zes weken detentie geen beslissing is genomen ten aanzien van het wel of niet promoveren.

Het standpunt van de directeur van de locatie Roermond dat klager ten tijde van zijn verzoek niet lang genoeg in de inrichting verbleef om voor promotie in aanmerking te komen, waarbij geen rekening is gehouden met de periode die klager reeds in
detentie heeft doorgebracht, kan dan ook niet worden gevolgd. Omdat klager al sedert 11 februari 2016 in detentie verbleef, had in ieder geval zo spoedig mogelijk na zijn plaatsing in de gevangenis van de locatie Roermond per 30 maart 2016 een
beslissing over het al dan niet promoveren van klager moeten worden genomen, nu daarover nog geen beslissing was genomen in de p.i.’s waarin klager voorafgaand aan zijn plaatsing in de locatie Roermond verbleef. Het verzoek tot detentiefasering dat
klager gericht heeft aan de casemanager, en doorgezonden had moeten worden aan de selectiefunctionaris, is tevens niet tijdig doorgezonden.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de beroepscommissie van oordeel dat klager door deze gang van zaken nadeel heeft ondervonden. Het beroep zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag
zal
alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op €
50,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 28 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven