Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0578/JA, 15 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/0578/JA

betreft: [klager] datum: 15 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Intermetzo te Lelystad,

gericht tegen een uitspraak van 28 februari 2017 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1993], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 april 2017, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is gehoord dhr. [...], afdelingshoofd bij de j.j.i. Intermetzo.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – de intrekking van klagers verlof voor onbepaalde tijd naar aanleiding van een positieve urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag wegens vormverzuimen gegrond verklaard en heeft het beklag voor het overige ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beslissing tot het intrekken van het verlof is genomen wegens een positieve uitslag van een urinecontrole. Het verlof wordt ingetrokken tot
het moment waarop de jeugdige weer een negatieve uitslag van een urinecontrole ontvangt. Het ter zitting aanwezige afdelingshoofd is hoofd van de twee LVB-afdelingen. Op deze afdelingen geldt de afspraak dat iedere week, op woensdag, een urinecontrole
wordt afgenomen. Op de andere afdelingen is dit eens per twee weken. Indien het verlof wordt ingetrokken wegens een positieve urinecontrole, kan de jeugdige door middel van zijn eigen gedrag de duur van de opgelegde maatregel bepalen. Na een week zou
een jeugdige dus weer met verlof mogen, mits hij een negatieve uitslag van een urinecontrole heeft ontvangen. Vanuit de inrichting wordt geen termijn gesteld; de inrichting laat de jeugdige aan zet. Het noemen van een vooraf vastgestelde termijn levert
onnodig onduidelijkheid op. In het geval een termijn zou worden gesteld aan de intrekking van het verlof, bijvoorbeeld vier weken, zou een jeugdige gedurende vier weken niet met verlof gaan. Als hij vervolgens weer een positieve uitslag van een
urinecontrole ontvangt, mag hij wederom gedurende vier weken niet met verlof. Dit is niet gunstig ten aanzien van de behandeling van de jeugdige. In het geval het verlof is ingetrokken, wordt in sommige gevallen een uitzondering gemaakt, bijvoorbeeld
als een ouder ernstig ziek is of de jeugdige een intakegesprek dient te ondergaan. In het onderhavige geval gaat het om de vraag of de wet het toestaat om het verlof voor onbepaalde tijd in te trekken. Het beroep is niet gericht tegen de overweging van
de beklagcommissie dat uit de beschikking niet blijkt dat klager is gehoord voorafgaand aan de beslissing.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Naar aanleiding van een positieve urinecontrole is klagers verlof ingetrokken tot het moment waarop hij een negatieve uitslag van een urinecontrole ontvangt. Hoewel ter zitting van de beklagcommissie – ongeveer zes weken na de bestreden beslissing – is
gebleken dat klager inmiddels weer met verlof is geweest, was op het moment van de bestreden beslissing sprake van een beslissing tot het intrekken van het verlof voor onbepaalde tijd. De beroepscommissie dient de vraag te beantwoorden of deze
beslissing in strijd is met de wet- en regelgeving dan wel onredelijk of onbillijk is.

Op grond van artikel 30, vierde lid, van de Bjj kan de directeur het verlof intrekken indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de jeugdige voor de veiligheid van anderen dan de jeugdige of
de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de jeugdige een bepaalde voorwaarde niet nakomt. In het vijfde lid van voornoemd artikel is – voor zover hier van belang – bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere
regels worden gesteld met betrekking tot het verlaten van de inrichting bij wijze van verlof.

In artikel 39 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen is bepaald dat op grond van gewijzigde omstandigheden de directeur een reeds verleend verlof of het daarvan nog resterende gedeelte kan intrekken, naar een ander tijdstip kan verplaatsen of
er
nadere voorwaarden aan kan verbinden.

In artikel 2, tweede lid, van de Regeling urine onderzoek jeugdigen is bepaald dat het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen een contra-indicatie vormt voor de toekenning van verlof, strafonderbreking of deelname aan een scholings- en
trainingsprogramma.

De beroepscommissie stelt vast dat in de wet- en regelgeving geen termijn is bepaald met betrekking tot de duur van de intrekking van het verlof. Voor de rechtszekerheid van de jeugdige en gelet op het proportionaliteitsbeginsel is het echter
noodzakelijk dat voor de jeugdige kenbaar is hoe lang de intrekking van het verlof maximaal kan duren. Dit brengt mee dat er een objectieve en vaste termijn dient te worden vastgesteld. Gelet daarop acht de beroepscommissie de bestreden beslissing van
de directeur onredelijk en onbillijk. Het beroep van de directeur zal dan ook ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

Ten overvloede wenst de beroepscommissie het volgende in overweging mee te geven. In een eerdere uitspraak van 24 mei 2016 (RSJ 24 mei 2016, 16/0887/JA) heeft de beroepscommissie overwogen dat de intrekking van het verlof niet onredelijk is voor zover
de duur daarvan een termijn van vier weken niet overschrijdt. Het bovenstaande in ogenschouw nemende zou de beroepscommissie zich kunnen voorstellen dat, indien sprake is van een positieve urinecontrole, een beslissing genomen wordt, inhoudende dat
het
verlof van de jeugdige wordt ingetrokken voor de duur van vier weken of als dit korter is tot het moment dat de jeugdige een negatieve uitslag van een urinecontrole ontvangt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. F. Boer en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, bijgestaan door
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 15 mei 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven