Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0397/JA, 15 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/0397/JA

betreft: [klager] datum: 15 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de Rijks justitiële jeugdinrichting (R.j.j.i.) Den Hey-Acker te Breda,

gericht tegen een uitspraak van 30 januari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde R.j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1998], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 april 2017, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is klager gehoord, bijgestaan door [...], juridisch medewerker.
De directeur heeft op 20 april 2017 schriftelijk laten weten niet ter zitting van de beroepscommissie te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing tot plaatsing van klager op de ITA-afdeling van de R.j.j.i. Den Hey-Acker in het kader van een door de R.j.j.i. De Hunnerberg genomen beslissing tot correctieplaatsing van klager.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en heeft aan klager een tegemoetkoming van € 100,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft middels een tijdelijk verblijf elders en met een aangepast verblijf van 5 juli 2016 tot en met 2 augustus 2016 in Den Hey-Acker
verbleven. Klagers raadsman heeft daartegen op 7 juli 2016 een bezwaarschrift ingediend bij de beklagcommissie van Den Hey-Acker. De beklagcommissie heeft de raadsman medegedeeld dat hij zijn bezwaarschrift bij de selectiefunctionaris moest indienen.
De
selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift niet in behandeling genomen. Op 10 augustus 2016 heeft klagers raadsman beroep ingesteld bij de beroepscommissie van de RSJ. Bij uitspraak van 15 december 2016 heeft de beroepscommissie het beroep ongegrond
verklaard en heeft de zaak ter verdere behandeling terugverwezen naar de beklagcommissie van Den Hey-Acker. In de uitspraak van 30 januari 2017 wordt door de beklagrechter verwezen naar stukken van klagers raadsman van 27 december 2016 en 19 januari
2017. Deze stukken zijn niet aan de inrichting verstrekt. De uitspraak van de beklagrechter dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat Den Hey-Acker ten tijde van de overplaatsing slechts de ontvangende partij was. Van Den Hey-Acker is niemand
gehoord gedurende het tijdspad. Het verzoek tot het tijdelijk verblijf elders was afkomstig van De Hunnerberg. Ten tijde van het verzoek waren alle inrichtingen al belast met plaatsingen boven de sterkte. Aan De Hunnerberg is voorgelegd dat er slechts
twee mogelijkheden waren, namelijk een interne correctieplaatsing binnen De Hunnerberg of plaatsing op de ITA-afdeling van Den Hey-Acker. De Hunnerberg heeft duidelijk aangegeven dat een correctieplaatsing wenselijk en noodzakelijk werd geacht. De
selectiefunctionaris van de Divisie Individuele Zaken (DIZ) is akkoord gegaan met een plaatsing op de ITA-afdeling. In de gehele procedure is de suggestie gewekt dat klager een ander, of minder, aanbod heeft gekregen dan indien hij op een
kortverblijfgroep zou zijn geplaatst. Daarnaast is de suggestie gewekt dat een tijdelijk verblijf elders altijd op een kortverblijfgroep plaatsvindt, terwijl dat niet zo is. Omdat het tijdelijk verblijf elders is opgelegd na een ernstig incident jegens
een personeelslid, is klager door De Hunnerberg in een aangepast programma geplaatst. Dit aangepaste programma is klager aangeboden op de ITA-afdeling, zoals dat ook geboden zou zijn in een kortverblijfgroep.

Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Indien de directeur zich op het standpunt stelt dat de bestreden beslissing een beslissing van de selectiefunctionaris betreft, dan had het op
de weg van de directeur gelegen een plaatsingsbeschikking van de selectiefunctionaris te overleggen. De verweren van de directeur worden betwist. Klager is op de ITA-afdeling geplaatst door de directeur van Den Hey-Acker zonder een schriftelijke
beslissing daartoe van de selectiefunctionaris. De directe aanleiding voor het tijdelijk verblijf elders was een ernstig incident met een personeelslid en daarnaast het neutraliseren van klagers gedrag. Uit de dagrapportage kan worden opgemaakt dat
klager een personeelslid heeft uitgescholden. Zonder te willen bagatelliseren kan deze gedraging niet zozeer als een ernstig incident worden aangemerkt. De gedraging is voortgevloeid uit een hevige gemoedsbeweging en de woorden van klager hadden
derhalve niet zo zwaar gewogen moeten worden. Klager voldeed niet aan de voorwaarden voor plaatsing op de ITA-afdeling zoals genoemd in artikel 22c van de Bjj. Klager bestrijdt dat hij het behandelingsaanbod heeft gekregen welke hij normaliter op een
kortverblijfgroep zou hebben gekregen. Gedurende het verblijf van 28 dagen op de ITA-afdeling heeft klager geen contact gehad met medegedetineerden en heeft hij verbleven in een individueel programma. Bij terugkeer in De Hunnerberg diende klager aan te
vangen met zijn eindexamens, maar door de beperkte mogelijkheden op de ITA-afdeling heeft hij zich daarop onvoldoende kunnen voorbereiden.
Klager verzoekt aan hem een hogere tegemoetkoming, namelijk € 280,=, toe te kennen, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de standaardbedragen. Klager was te laat om zelf beroep in te stellen tegen de uitspraak van de beklagrechter inzake de hoogte van
de tegemoetkoming. Indien de beroepscommissie van oordeel is dat er sprake is van een beslissing van de selectiefunctionaris, wordt verzocht de zaak terug te verwijzen naar de beroepscommissie die heeft beslist inzake RSJ 15 december 2016, 16/2813/JB.

3. De beoordeling
Met verwijzing naar de eerdere uitspraak van de beroepscommissie van 15 december 2016 (RSJ 15 december 2016, 16/2813/JB) is voldoende aannemelijk dat de selectiefunctionaris in onderhavige situatie geen beslissing heeft genomen tot plaatsing van klager
op de ITA-afdeling van Den Hey-Acker en dat deze beslissing is genomen door, althans valt toe te rekenen aan, de directeur van Den Hey-Acker. Op grond van artikel 12, zevende lid, van de Bjj is de beslissing om een jeugdige te plaatsen op een
landelijke
ITA-afdeling als bedoeld in artikel 22c van de Bjj voorbehouden aan de selectiefunctionaris. Gelet daarop is de beslissing tot plaatsing op de ITA-afdeling onbevoegd genomen. Om die reden is het beklag van klager gegrond. Daarbij komt, zoals de
beklagrechter tevens heeft overwogen, dat onvoldoende duidelijk is geworden aan welk regime klager is onderworpen en welk programma klager feitelijk heeft gevolgd gedurende zijn verblijf op de ITA-afdeling. Gelet op vorengaande zal de beroepscommissie
derhalve het beroep van de directeur ongegrond verklaren.

Ter zitting heeft klager verzocht om aan hem een hogere tegemoetkoming toe te kennen. Voor zover klager ter zitting heeft bedoeld beroep in te stellen tegen de uitspraak van de beklagrechter voor wat betreft de hoogte van de tegemoetkoming, overweegt
de
beroepscommissie dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep, nu dit ruimschoots buiten de beroepstermijn is ingediend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.
Voor zover klager heeft bedoeld beroep in te stellen tegen de uitspraak van de beklagrechter, verklaart de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. F. Boer en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, bijgestaan door
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 15 mei 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven