Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4085/GA, 27 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vervoer  v

Uitspraak

nummer: 16/4085/GA

betreft: [klager] datum: 27 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 2 december 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 maart 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn
[...], juridisch medewerker bij de p.i. Vught, en [...], medewerker van de badafdeling van voornoemde inrichting, gehoord.

De beroepscommissie heeft geconstateerd dat klager voor de zitting van de beroepscommissie is opgeroepen, maar dat per abuis niet voor het transport van klager is zorggedragen. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt en klager is in de
gelegenheid gesteld om hierop schriftelijk te reageren. Van deze gelegenheid heeft hij geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klagers goederen incompleet zijn aangekomen in de p.i. Krimpen aan den IJssel na zijn overplaatsing vanuit de p.i. Vught.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en heeft aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 50,=, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit de stukken kan worden opgemaakt dat vanuit de p.i. Vught vijf dozen zijn verzonden naar de p.i. Krimpen aan den IJssel. Op de invoerlijst van de
p.i. Krimpen aan den IJssel staat vermeld dat vijf dozen zijn ontvangen en daarvoor heeft klager getekend. Alle spullen van klager zijn verzonden. Klager heeft tegenstrijdig verklaard over de vraag of hij al dan niet op de hoogte was van de
overplaatsing en over het al dan niet zelf inpakken van zijn spullen. Klager was op de hoogte van zijn overplaatsing en heeft zelf zijn spullen ingepakt. Op het moment dat klager tekent voor de ontvangst van zijn goederen, houdt het voor de p.i. Vught
op. De verantwoordelijkheid is daarmee overgedragen aan de p.i. Krimpen aan den IJssel. De in- en uitvoerlijsten kunnen niet met elkaar vergeleken worden, want in detentie kan een gedetineerde spullen weggeven of ruilen met een andere gedetineerde. De
geturfde goederen op het formulier meegegeven goederen van de p.i. Vught betreffen de goederen die klager in zijn verblijfsruimte mocht hebben.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij binnenkomst in de p.i. Krimpen aan den IJssel zijn klagers goederen buiten zijn aanwezigheid uit de dozen gehaald en opgeslagen. Een gedeelte van de
goederen heeft klager in zijn verblijfsruimte ontvangen. Bij de overplaatsing mocht hij slechts één doos meenemen, de rest werd nagestuurd. Dit duurt zes tot acht weken. In de p.i. Vught mocht klager zijn goederen niet inpakken. De dozen die klager
vanuit Vught heeft ontvangen zijn kleiner dan de dozen waarin klagers goederen eerder zijn vervoerd. Klager verzoekt om een hogere tegemoetkoming, niet alleen voor het ondervonden ongemak maar ook als schadevergoeding.

3. De beoordeling
Bij brief van 13 december 2016 heeft de directeur van de p.i. Vught beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie van 2 december 2016. Bij brief van 23 december 2016 heeft klager op het beroepschrift van de directeur gereageerd. In zijn
verweer verzoekt klager om een hogere tegemoetkoming. Voor zover klager heeft bedoeld daarmee beroep in te stellen tegen de uitspraak van de beklagcommissie, dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu dit beroep ruimschoots buiten de
beroepstermijn is ingediend.

Klager heeft aangevoerd dat hij vanuit de p.i. Vught is overgeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel en dat in laatstgenoemde inrichting is gebleken dat hij goederen mist, waaronder trainingsbroeken, korte broeken en t-shirts. Om dit aan te tonen,
heeft hij de invoerformulieren van de p.i. Vught en de p.i. Krimpen aan den IJssel met elkaar vergeleken. Een uitvoerformulier van de p.i. Vught ontbreekt. Klagers stelling dat hij bepaalde goederen mist gelet op de invoerformulieren van beide
inrichtingen, acht de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd. Dat bepaalde goederen wel staan vermeld op de invoerlijst van de p.i. Vught en vervolgens niet op de invoerlijst van de p.i. Krimpen aan den IJssel, brengt niet onomstotelijk met zich mee
dat deze goederen vermist zijn geraakt. Een vergelijking tussen het uitvoerdocument van de p.i. Vught en het invoerformulier van de p.i. Krimpen aan den IJssel is wegens het ontbreken van het eerstgenoemde document niet mogelijk. Het is bovendien een
feit van algemene bekendheid dat gedetineerden onderling goederen ruilen of verkopen, uitvoeren of verslijten en weggooien. Klagers stelling dat hij niet zelf zijn goederen mocht inpakken in de p.i. Vught acht de beroepscommissie niet aannemelijk, nu
navraag bij een medewerker heeft opgeleverd dat klager wel zelf zijn spullen heeft ingepakt. Gelet op vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de p.i. Vught niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de eventuele vermissing van klagers
goederen. Zij zal het beroep van de directeur derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Voor zover klager heeft bedoeld beroep in te stellen tegen de uitspraak van de beklagrechter, verklaart de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, U.P. Burke en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 27 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven