Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0616/GA, 18 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:18-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/616/GA

betreft: (klager) datum: 18 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex Zaanstad,

gericht tegen een uitspraak van 10 februari 2017 van de beklagcommissie bij voormeld PPC, gegeven op een klacht van (...), verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 april 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. N.C. Reehuis, en mevrouw (...), plaatsvervangend vestigingsdirecteur van bovengenoemd PPC.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.
Als toehoorder was aanwezig mr. A.T. Bol, lid van de RSJ.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur van 24 november 2016, inhoudende de verlenging van een (eerder aan klager opgelegde) verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en
onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager ter zake een tegemoetkoming toegekend van € 50,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klaagster
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.
De directeur is geen psychiater. De psychiater heeft een persoon in behandeling en op diens advies wordt een behandeling met medicatie gestart. De stoornis die klager heeft moet langdurig met medicatie behandeld worden. Eerst is getracht om klager de
medicatie zelf in te laten nemen. Hij is toen afgegleden in zijn gedrag. Dat is nog even aangekeken, maar op een gegeven moment heeft de psychiater aangegeven dat het niet langer verantwoord is en is besloten tot een a-dwangbehandeling voor de duur van
drie maanden. Daarbij is steeds getracht om klager de medicatie vrijwillig in te laten nemen. Na drie maanden wordt gekeken of er verbetering is opgetreden of niet. Afhankelijk van de stoornis wordt er verlenging gevraagd. Soms is een dwangbehandeling
van drie maanden voldoende. Gelet echter op de stoornis van klager is besloten om de behandeling voort te zetten. De psychiater heeft dat ook bij de beklagcommissie toegelicht. Het gevaar van zelfverwaarlozing, brandstichting en maatschappelijke
teloorgang is aanwezig. Van dat gevaar is feitelijk nog niet gebleken, maar de directeur gaat niet wachten totdat er brand is gesticht. De directeur heeft geen informatie over medicatiegebruik van klager op dit moment. Het duurt even voordat een depot
is uitgewerkt. De psychiater schrijft geen medicatie voor als dat niet nodig is, dan is er echt wat aan de hand. Voor wat betreft het gevaar op doorligplekken bij klager, dat betreft een combinatie van factoren. Klager verzorgde zichzelf en zijn cel
niet goed. Hij lag heel lang op bed en was niet te motiveren om zijn cel uit te komen. Zijn cel moest zelfs schoongemaakt worden door een speciaal bedrijf.

Namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.
Als het goed is krijgt klager sinds de uitspraak van de beklagcommissie geen medicatie meer. Het is jammer dat klager niet op de zitting aanwezig is, want hij zag er de laatste keer dat zijn raadsvrouw hem zag goed uit, hij is vrolijk en heeft geen
last
meer van bijwerkingen. De directeur doet aan “cherry picking” en gebruikt alleen de argumenten die haar goed uitkomen. De beslissing tot verlenging van de a-dwangbehandeling is onvoldoende concreet onderbouwd. Zo wordt er aangevoerd dat rekeningen niet
zullen worden betaald en de woning niet zal worden schoongehouden. Klager woonde voor detentie bij zijn moeder en wil daar na detentie weer gaan wonen. Hij is bezig de Britse nationaliteit weer te krijgen. Klager mag zijn leven leiden zoals hij dat
wil.
Hij zou met regelmaat in aanraking zijn gekomen met justitie, maar het gaat thans om twee delicten. Meer niet. Met betrekking tot de doorligplekken is al een hele discussie voor de beklagcommissie gevoerd. Klager is een jonge jongen. Hij ligt lang op
bed omdat hij niet veel anders te doen heeft. Bovendien was hij suf van de medicatie. Voor wat betreft het gevaar op brandplekken. Klager rookt veel in zijn cel maar deponeert de as in de asbak. De raadsvrouw spreekt klager ongeveer eens per week en
heeft nooit een vies gevoel bij hem gehad. Hij is de laatste tijd alerter en toont interesse.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is ambtshalve bekend met het feit dat op 30 augustus 2016 is beslist bij klager een a-dwangbehandeling voor de duur van drie maanden toe te passen. Bij uitspraak van RSJ 21 december 2016, 16/3008GA heeft de beroepscommissie het
beroep van klager ongegrond verklaard.

In artikel 46 e, vijfde lid, van de Pbw is onder meer het volgende bepaald. Indien na afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid, voortzetting van de geneeskundige behandeling overeenkomstig artikel 46d, onder a, nodig is, geschiedt dit
slechts
krachtens een schriftelijke beslissing van de directeur. De gedetineerde ontvangt onverwijld een afschrift van deze beslissing. De directeur geeft in zijn beslissing aan waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht.

Uit de stukken, waaronder het uittreksel behandelplan, komt het volgende beeld van klager naar voren. Klager is door de dwangbehandeling sinds begin september 2016 sterk opgeknapt. Hij zoekt weer contact met medewerkers en medepatiënten, is meer uit
zijn cel waarbij hij in de ochtend uit bed komt en een gezonder dag en nacht ritme laat zien. Zijn zelfzorg is behoorlijk verbeterd en zijn cel is minder rommelig dan voorheen.
Van de verlenging van de a-dwangbehandeling wordt alsnog het beoogde effect verwacht omdat het gevaar wordt veroorzaakt door psychotische belevingen van klager, waarbij medicatiegebruik zijn psychotische toestandsbeeld zeer duidelijk heeft verbeterd.
Indien hij stopt met de medicatie zal zijn psychische toestandsbeeld toenemen waardoor de gevaren weer de boventoon gaan voeren, waardoor hij niet naar een afdeling met lager zorgniveau geplaatst kan worden. Als hij zijn medicatie wel neemt, zal het
wel
mogelijk zijn om naar een andere afdeling geplaats te worden.
De beroepscommissie stelt vast dat drie maanden a-dwangbehandeling een positief effect heeft gehad op klager. De directeur heeft onvoldoende concreet onderbouwd waarom van een verlenging van de a-dwangbehandeling alsnog het beoogde effect wordt
verwacht.
Er zijn geen aanwijzingen voor het door de directeur aangegeven gevaar voor zelfverwaarlozing, brandstichting en maatschappelijke teloorgang. Over het huidige medicatiegebruik van klager kon geen informatie worden gegeven. Het door de raadsvrouw
geschetste beeld van klager zonder medicatiegebruik is niet door de directeur weersproken.
Gelet hierop zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, drs. H. Heddema en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 18 mei 2017

secretaris voorzitter

Naar boven