Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3759/TA, 23 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3759/TA

betreft: [klager] datum: 23 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 november 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord [...], locatiemanager organisatie en [...], juridisch medewerker bij voormelde inrichting.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Klagers raadsman heeft, omdat hij in verband met een getuigenverhoor verhinderd was om ter zitting te verschijnen, verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de plaatsing op de crisisafdeling (HK 2016/95);
b. de plaatsing op de individuele afdeling Nijenoord (HK 2016/98) en
c. de afzondering van klager ingaande op 1 juni 2016 en eindigend op 6 juni
2016.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag vermeld onder a en b op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en niet beslist op het beklag vermeld onder c.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in het beklag.
Op de individuele afdeling Nijenoord is hij veelvuldig afgezonderd. Om organisatorische redenen is hem geen minimaal vier uur op de groep geboden.
De inrichting wordt verzocht om hiervoor de redenen op te geven. Verwezen wordt naar RSJ 20 december 2016, 16/3258/TA.
De inrichting wordt verzocht de informatie van FPC De Kijvelanden te verstrekken waarop de inrichting de plaatsing op de afdeling Nijenoord heeft gebaseerd. Klager is diep gegriefd door zijn plaatsing op die afdeling. Hij kwam namelijk van een van de
betere afdelingen van FPC De Kijvelanden. Er was geen enkele aanleiding in de zin van artikel 31 van de Bvt om hem te plaatsen op een individuele afdeling waar hij werd beperkt in zijn bewegingsvrijheid. Zijn gezondheid ging achteruit onder invloed van
de constante spanning die hij ervoer op die afdeling. Verzocht wordt om het beroep mondeling te kunnen toelichten.

Van de zijde van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a. en b. is klager niet-ontvankelijk in het beklag. Het is juist dat klager in afzondering is geplaatst vanaf 1 juni 2016 tot 6 juni 2016. De schriftelijke mededeling van deze ordemaatregel wordt ter zitting aan de beroepscommissie
overgelegd. Klager is afgezonderd omdat hij net was opgenomen in de inrichting en zijn programma nog niet zodanig was dat hij vier uur met medeverpleegden kon doorbrengen. Hij was geplaatst op een individuele afdeling. Zijn programma moest nog worden
opgestart. Hij verbleef niet de hele dag op zijn kamer. Hij had wel werkzaamheden. Klager is op een afdeling met individueel beleid tevens observatieafdeling/crisisafdeling gestart omdat de inrichting hem eerst beter wilde leren kennen. In de vorige
inrichting was zijn behandeling helemaal vastgelopen. Hij is van mening dat zijn tbs onterecht is opgelegd. Op de afdeling Nijenoord heeft hij ongeveer een maand verbleven. Hij verblijft thans op een leefafdeling.
Als klager minder dan vier uur met medeverpleegden kan doorbrengen wordt hem een schriftelijke mededeling uitgereikt. Bij andere verpleegden is het voorgekomen dat regelmatig minder dan vier uur kon worden geboden, maar bij klager was dit niet het
geval.

3. De beoordeling
Klagers raadsman heeft verzocht om de behandeling ter zitting aan te houden om het beroep mondeling te kunnen toelichten.

De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken en de behandeling ter zitting voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek af.

Ten aanzien van a. en b. kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van c. overweegt de beroepscommissie dat de beklagrechter op dit onderdeel van het beklag niet heeft beslist. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen zelf op het beklag beslissen.

Uit de toelichting van de zijde van de inrichting ter zitting van de beroepscommissie en de ter zitting overgelegde schriftelijke mededeling volgt dat aan klager een ordemaatregel van afzondering in de eigen verblijfsruimte is opgelegd van 1 juni 2016
tot 6 juni 2016. Als redenen voor het opleggen van de ordemaatregel wordt gegeven dat klager verblijft op een individuele afdeling en dat zijn programma nog moet worden opgestart, waardoor hij niet in de gelegenheid is om vier uur contact te hebben met
medeverpleegden.

Nu uit de door inrichting opgegeven redenen voor de afzondering van klager niet kan worden opgemaakt dat de afzondering van klager noodzakelijk was met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Bvt, zal de beroepscommissie dit
onderdeel van het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 37,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. en b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van c. gegrond, verklaart het beklag gegrond en bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 37,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr.drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven