Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1460/GB, 10 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/1460/GB

Betreft: [klager] datum: 10 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 april 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 15 mei 2017 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager was op 7 maart 2017 opgeroepen zich op 13 april 2017 te melden in de p.i. Arnhem voor het ondergaan van 682 dagen gevangenisstraf. Hiertegen heeft klager op 13 maart 2017 bezwaar ingediend. Bij besluit van 16 maart 2017 is het bezwaar ongegrond
verklaard. Tegen dit besluit heeft klager op 21 maart 2017 beroep ingesteld. Klager is niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep, omdat hem bij besluit van 31 maart 2017 alsnog uitstel is verleend tot 15 mei 2017 (RSJ 11 april 2017, 17/949/GB). Klager
heeft vervolgens bezwaar ingediend tegen de oproep zich op 15 mei 2017 te melden. Bij besluit van 25 april 2017 is dit bezwaar ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers vader heeft de ziekte van Parkinson en is dementerend. Uit de brief van de arts blijkt dat klagers vader door zijn ziekte nauwelijks toegankelijk is voor anderen dan klager en klagers zus.
Klager en zijn zus moeten ieder moment van de dag bereikbaar zijn. Er is thuiszorg geregeld, maar dit betreft alleen het uit bed halen en naar bed brengen van klagers vader en het verzorgen van een maaltijd. Er is momenteel geen plaats in een
verzorgingstehuis voor klagers vader. Er zijn weinig vrienden en kennissen. Klager verzoekt om onbeperkt uitstel, totdat iets is geregeld voor zijn vader en geeft aan open te staan voor een enkelband.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft op 13 maart 2017 een verzoek tot uitstel ingediend met als enige reden het huwelijk van zijn zoon op 9 juni 2017. Dit verzoek is afgewezen. In het
beroepschrift van 21 maart 2017 heeft klager aangevoerd dat zijn vader sinds kort dementerend is en zeven dagen per week verzorging nodig heeft. Aan klager is uitstel verleend tot 15 mei 2017 om de zorg voor zijn vader over te dragen. Klager is sinds
29
november 2016 bekend met de opgelegde gevangenisstraf. Hij heeft voldoende tijd gehad om maatregelen en voorzieningen te treffen voor de zorg van zijn vader, voor het onvermijdelijke moment dat klager zijn detentie zal moeten ondergaan. Mantelzorg past
niet binnen het geldende beleid voor het verlenen van uitstel. Er kan een beroep op thuiszorg worden gedaan. Ook kunnen familieleden en bekenden een ondersteunende rol spelen. Daarnaast heeft klager te kennen gegeven dat zijn zus meehelpt bij de
verzorging. Onvoldoende is onderbouwd waarom klagers vader slecht toegankelijk is voor zorg van niet-familieleden. Wat het verzoek om een enkelband betreft, is aan klager meegedeeld dat de mogelijkheid van tenuitvoerlegging in het kader van
elektronische detentie per 1 juli 2010 is afgeschaft.

4. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de selectiefunctionaris aan klager eenmaal uitstel
van zijn meldplicht heeft verleend om een regeling te kunnen treffen voor de zorg
die klagers vader behoeft in verband met zijn medische situatie. De
beroepscommissie maakt overigens uit het verweer van de selectiefunctionaris op dat
de noodzaak tot zorg pas is aangevoerd in het beroepschrift naar aanleiding van de
afwijzing van klagers eerdere verzoek om uitstel, waarin klager enkel het huwelijk
van zijn zoon als reden daarvoor had aangevoerd. In onderhavige situatie verzoekt
klager om uitstel voor onbepaalde duur om een regeling voor zijn vader te kunnen
treffen. De beroepscommissie begrijpt dat klagers vader afhankelijk is van de zorg
van klager en klagers zus. Uit hetgeen klager heeft aangevoerd, is echter
onvoldoende gebleken op welke termijn klager verwacht een regeling te kunnen
treffen en waaruit deze regeling zou kunnen bestaan, mede nu klager te kennen heeft
gegeven dat zijn vader enkel klager en zijn zus toelaat.
Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Wat het verzoek om
elektronische detentie betreft overweegt de beroepscommissie dat de Circulaire
Wijziging toepassing Elektronische Detentie, kenmerk 5614792/09/DJI, met ingang
van 1 juli 2010 is ingetrokken bij Circulaire van 28 juni 2010, kenmerk
5653088/10/DJI. Er is thans geen nieuwe regeling die voorziet in de mogelijkheid
van tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde gevangenisstraf door middel van
elektronische detentie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 10 mei 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven