Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0438/TA, 26 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/438/TA

betreft: [klager] datum: 26 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 februari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J. Weldam.
Het hoofd van de inrichting is niet ter zitting verschenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing d.d. 23 februari 2016 tot afzondering van klager op zijn eigen kamer (HK2016/33).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter oordeelt ten onrechte dat het voortduren van de afzonderingsmaatregel niet onredelijk of onbillijk is geweest. Klager heeft
reeds op 28 en 29 februari 2016 een verklaring afgelegd over de aangetroffen drugs en de positieve uc-controle. Klager zou verklaard hebben dat de drugs voor eigen gebruik waren. De inrichting verlangde dat klager zou aangeven wat de aanvoerlijnen
zijn,
van wie de drugs afkomstig zijn, om welke hoeveelheden het gaat en hoe het wordt verspreid. Klager heeft door de jaren heen hier nooit een verklaring over afgelegd en zal dit ook nooit doen. Een onderzoek naar de betrokkenheid bij verboden handel dient
met voortvarendheid te worden verricht. Een in verband met dit onderzoek opgelegde afzondering mag niet te lang duren. Nu klager zich niet zal uitlaten over de herkomst, hoeveelheid en verspreiding van de drugs is een onderzoek hiernaar zinloos. De
inrichting gebruikt dit onderzoek enkel om klager enkele dagen langer in afzondering te houden.
Alles wat de inrichting zegt klopt, behalve dat klager heeft bekend. Sinds klager is overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek gebruikt hij geen drugs meer. Het uc-beleid van de inrichting leidt tot willekeur. Klager begrijpt niet waarom het onderzoek
zo lang heeft geduurd.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat er voldoende aanwijzingen waren voor klagers
betrokkenheid bij handel in drugs. Klager werd door verscheidene patiënten aangewezen als degene die hierbij betrokken was. Ook de vondst van drugs in een papiertje op het balkon vormt een aanwijzing hiervoor. De afzonderingsmaatregel is klager op 23
februari 2017 opgelegd. Hierna heeft klager wederom positief gescoord op het gebruik van drugs. Gelet hierop kan de duur van de afzonderingsmaatregel niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. A. van Waarden en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 26 april 2017

secretaris voorzitter

Naar boven