Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0294/TA, 26 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/294/TA

betreft: [klager] datum: 26 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 januari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J. Weldam.
Het hoofd van de inrichting is niet ter zitting verschenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een maatregel van afzondering op de eigen kamer d.d. 26 augustus 2015 (HK 2015/201).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter overweegt ten onrechte dat de afzondering niet onredelijk lang heeft geduurd. De afzonderingsmaatregel van 26 augustus 2015 is
op 1 september 2015 beëindigd. Zodra de noodzaak van de maatregel vervalt dient deze te worden opgeheven. De maatregel had al vóór 30 augustus 2015 moeten worden opgeheven, nadat klager een bekennende verklaring zou hebben afgelegd. Het is niet
redelijk
en billijk om klager vervolgens nog twee dagen langer af te zonderen. Subsidiair stelt klager dat de maatregel op 31 augustus 2015 beëindigd had moeten worden, nadat klager een nadere toelichting had gegeven.
Klager meent dat in Nederland een hypocriete houding wordt aangenomen ten aanzien van drugsgebruik. Klager zit al vijftien jaar in de tbs en de kliniek is zijn wereld geworden. Dit is voor buitenstaanders moeilijk te begrijpen. Klager wil zich
verweren.
Hij ontkent niet dat hij in de inrichting heeft geblowd. Hij wordt hier rustig van.
Het bezoek van de betreffende medepatiënt heeft de drugs ingevoerd. De betreffende medepatiënt gaf klager een pakje vloei met daarin een blokje hasj. Klager had dit eerst niet door. Pas later zag hij dat het hasj betrof en heeft hij het pakje vloei aan
de medepatiënt teruggegeven. De medepatiënt kreeg ruzie met zijn vader, waarna klager het bezoek heeft weggestuurd. Klager is op 27 augustus jarig en blowt dan gewoon.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie hecht geen geloof aan klagers lezing van de gebeurtenissen op 26 augustus 2015 zoals
hij
die ter zitting van de beroepscommissie heeft gegeven. Ten aanzien van de duur van de maatregel geldt dat klager heeft toegegeven op zijn verjaardag, 27 augustus, te hebben geblowd. In dat licht kan het voortduren van de afzonderingsmaatregel tot 1
september 2015 niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. A. van Waarden en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 26 april 2017

secretaris voorzitter

Naar boven