Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3953/GA, 25 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3953/GA

betreft: [klager] datum: 25 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 november 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2017, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord.
De directeur van het Pieter Baan Centrum is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de weigering het psychomotorisch rapport, een extern psychologisch rapport en de conceptversies van het psychologisch -, psychiatrisch - en groepsobservatierapport vrij te geven (PB 2015/78) en
b. de weigering klager inzage te geven in het extern psychologisch rapport (PB 2015/79).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Door de directeur is onder meer aangevoerd dat klagers verzoek niet nader ingebed zou zijn in de penitentiaire regelgeving. Klager is het hier niet mee eens en verwijst naar RSJ 26 november 2004, 04/1667/GA en 04/1856/GA. De directeur is
verantwoordelijk voor de schendingen van klagers inzage- en afschriftrecht. Zowel de externe psycholoog als de psychomotorisch onderzoeker hebben een definitief rapport uitgebracht en geen conceptrapport. In de NIFP-aanbevelingen is uitdrukkelijk
bepaald dat een verzoek om inzage en afschrift van deze rapporten gehonoreerd dient te worden mede op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Anders dan de beklagrechter heeft overwogen produceren de verschillende
onderzoeksonderdelen binnen het onderzoek afzonderlijk op zichzelf staande rapportages. De externe psycholoog en de psychomotorisch onderzoeker kunnen volgens klager worden aangemerkt als deskundigen /hulpverleners in de zin van de WGBO, maar zijn
daarnaast ook derde-deskundigen. De rapporten kunnen dan ook niet worden aangemerkt als ‘persoonlijke werkaantekeningen’.
Voorts heeft klager slechts beperkt inzage gekregen in het extern psychologisch rapport. Klager verzoekt het PBC op te dragen hem alsnog een afschrift te verstrekken van het psychomotorisch - en extern-psychologisch rapport. Ook verzoekt hij een
tegemoetkoming voor de weigering hem inzage te verlenen in het extern-psychologisch rapport.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 6o, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde bij de beklagrechter beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.

Klager verbleef in het kader van zijn strafzaak ter observatie in het PBC. Observatie ten behoeve van rapportage valt, gelet op de uitvoeringsvoorschriften van de WGBO, onder de reikwijdte van het begrip “handeling op het gebied van de geneeskunst” als
bedoeld in artikel 446, tweede lid, boek 7 Burgerlijk Wetboek (BW). In de artikelen 454 en 456boek 7 BW zijn de dossierplicht voor de hulpverlener en het inzagerecht van de patiënt geregeld.

De beklagrechter heeft klager, onder verwijzing naar RSJ 26 november 2004, 04/1667/GA en 04/1856/GA ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie is echter van oordeel dat geen sprake is van door of namens de directeur jegens klager
genomen
beslissingen als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. In RSJ 26 november 2004, 04/1667/GA en 04/1856/GA was, anders dan in het onderhavige geval, wel sprake van beslissingen van de directeur nu daarin aan de orde was de beslissing tot het
openen van post, de weigering post te verzenden en het feit dat klager niet in de gelegenheid was gesteld met zijn raadsman overleg te hebben. Dergelijke beslissingen kunnen worden aangemerkt als beslissingen als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van
de Pbw.

Nu in het onderhavige geval, anders dan in RSJ 26 november 2004, 04/1667/GA en 04/1856/GA geen sprake is van door of namens de directeur jegens klager genomen beslissingen waartegen op grond van de Pbw beklag openstaat, zal de beroepscommissie klager
alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 25 april 2017

secretaris voorzitter

Naar boven