Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0109/GA, 25 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/109/GA

betreft: [klager] datum: 25 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. E.D. van Elst, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 januari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2017, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, is klagers raadsvrouw, mr. E.D. van Elst, gehoord.
Klager heeft afstand gedaan van het recht ter zitting te worden gehoord.
De directeur van de p.i. Nieuwegein is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens fraude bij de afname van een urinecontrole (NM 2016/702).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard voor zover dat was gericht tegen het bewaardersarrest en een tegemoetkoming toegekend van € 5,=, en het beklag voor het overige ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager betwist dat hij heeft gefraudeerd. Het schriftelijk verslag is onjuist en te beknopt. Klager bevond zich met drie medegedetineerden in de ruimte, maar in het schriftelijk verslag is dit niet vermeld. Het klopt dat er een flesje in het toilet
lag,
maar klager heeft dat er niet in gegooid. Klager acht het goed mogelijk dat een medegedetineerde het flesje in het toilet heeft gegooid. Voorts betwist klager dat hij een wit dopje had. Klager is gevisiteerd en daarbij is niets aangetroffen.
Voor zover wel kan worden uitgegaan van het schriftelijk verslag is slechts sprake van een poging tot fraude en niet van daadwerkelijk frauderen. Klager is van mening dat daarmee bij de oplegging van de straf rekening gehouden had moeten worden.
Daarnaast is klager van mening dat de opgelegde straf te hoog is. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt niet toegelicht.

3. De beoordeling
In het schriftelijk verslag van 15 september 2016 over klager is het volgende vermeld:
“Tijdens het afnemen van een urinecontrole zag ik dat bovengenoemde gedetineerde een wit dopje uit zijn onderbroek haalde en daarmee het potje van de urinecontrole probeerde te vullen. Ik heb hem daarom gelijk naar achter laten gaan. Toen hij naar
achter ging heb ik gezien dat hij een flesje in de wc gooide. Daarop heb ik he[m] gevisiteerd.”

De beroepscommissie acht op basis van hetgeen is vermeld in het schriftelijk verslag voldoende aannemelijk dat klager heeft getracht te frauderen bij een urinecontrole. De enkele betwisting van klager dat sprake was van een wit dopje acht de
beroepscommissie onvoldoende voor het oordeel dat hetgeen hieromtrent in het schriftelijk verslag is vermeld niet juist zou zijn. Dat sprake was van een poging tot fraude en klager niet daadwerkelijk heeft gefraudeerd staat naar het oordeel van de
beroepscommissie aan bestraffing niet in de weg. De beroepscommissie acht de opgelegde disciplinaire straf dan ook niet onredelijk of onbillijk en evenmin disproportioneel. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 25 april 2017

secretaris voorzitter

Naar boven