nummer: 17/116/GA
betreft: [klager] datum: 25 april 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.C.M. van Es, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 19 december 2016 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.P.C.M. van Es, en [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en
psychiater
verbonden aan het PPC Scheveningen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 19 augustus 2016 tot verlenging van een verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a. van de Pbw (a-dwangbehandeling), voor de duur van
drie maanden (SC 2016/280).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager herkent zich niet in het geschetste beeld. Hij is van mening dat hij goed heeft gefunctioneerd en vooruitgang heeft geboekt. Hij heeft wel degelijk aan allerlei groepsactiviteiten deelgenomen en hij ontkent zich agressief te hebben opgesteld
naar
derden. Het gestelde gevaar wordt niet onderbouwd. Niet geconcretiseerd wordt wanneer het vermeende agressieve optreden van klager plaats zou hebben gevonden. Klager heeft een keer een medegedetineerde een stomp gegeven, maar dat was uit
zelfverdediging. Zowel klager als de medegedetineerde is destijds gestraft. Dit incident had niets te maken met psychische problemen, maar was het gevolg van een miscommunicatie. Voorts ontkent klager met ontbloot bovenlijf op de afdeling te hebben
rondgelopen. Hij is een keer na het sporten vanaf de douche enkele meters naar zijn cel gelopen met alleen een handdoek over zijn schouder, omdat zijn sportkleding vies was.
Daarnaast is in strijd met de jurisprudentie van de beroepscommissie geen advies van een onafhankelijk psychiater ingewonnen. Klager verwijst daartoe naar RSJ 14 juli 2014, 14/1140/GA. Ook is klager van mening dat de bestreden beslissing in strijd is
met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit nu hij bereid is medewerking te verlenen aan het oraal innemen van zijn medicatie. De a-dwangbehandeling is meermalen verlengd. Klager ondervond vermoeidheidsklachten van de gedwongen toediening
van medicatie in depotvorm en deze zorgde er ook voor dat hij moeilijk uit zijn woorden kon komen. Tijdens zijn verblijf in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught is klager zelfs met cardiale klachten opgenomen geweest in het ziekenhuis.
Het gaat op dit moment heel goed met klager. Hij verblijft momenteel in Justitieel Complex Zaanstad en hij neemt deel aan de arbeid, crea en muziek. Ook heeft hij een agressietraining afgerond. Zijn medicatie is afgebouwd en hij slikt nu helemaal geen
medicatie meer. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Voor het gevaarscriterium verwijst de directeur naar de bijlage bij het verweerschrift in beklag. Dit geeft een duidelijke omschrijving van klagers gedrag. De directeur is van mening dat in de bestreden beslissing duidelijk wordt omschreven welk
agressief incident wordt bedoeld. Een advies van een onafhankelijke psychiater is bij een beslissing tot verlenging van de a-dwangbehandeling niet vereist.
In de p.i. Vught had klager – mogelijk als bijwerking van de medicatie – een vertraagde hartslag. Hij is hiervoor nagekeken in het ziekenhuis. Klager werd wekelijks besproken in het multidisciplinair overleg.
Hoewel zich in het dossier geen exemplaar van de beslissing bevindt waarop is vermeld wanneer deze aan klager is uitgereikt acht de directeur aannemelijk dat de beslissing aan klager is uitgereikt, aangezien klager tijdig beklag heeft ingediend.
3. De beoordeling
In een schriftelijke beslissing van 19 augustus 2016 heeft de directeur op grond van artikel 46e, eerste lid in verbinding met het vijfde lid, van de Pbw besloten tot verlenging van de a-dwangbehandeling met ingang van 19 augustus 2016 tot 19 november
2016. In de van toepassing zijnde bepalingen in de Pbw en de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn formele zorgvuldigheidseisen gegeven waaraan in de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van de (verlenging van de) a-dwangbehandeling moet zijn voldaan.
De beroepscommissie heeft in RSJ 14 juli 2014,14/1140/GA ten aanzien van de beslissing tot verlenging van de a-dwangbehandeling overwogen dat indien tegen de (eerste) beslissing tot toepassing van de a-dwangbehandeling geen beroep is ingesteld en de
beroepscommissie derhalve nog niet over een (uittreksel van het) behandelplan beschikt, zij verwacht dat dit uittreksel alsnog wordt overgelegd en dat dit eveneens geldt voor de in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw genoemde verklaring van een
onafhankelijke psychiater. De wet stelt voornoemde vereisten bij een beslissing tot verlenging van de a-dwangbehandeling echter niet. De beroepscommissie stelt vast dat tegen de (eerste) beslissing tot a-dwangbehandeling geen beroep is ingesteld en
thans in beroep niet de verklaring van een onafhankelijke psychiater is overgelegd. Door de directeur is wel een ‘Advies aan directeur / samenvatting behandelplan’ overgelegd. De beroepscommissie is van oordeel dat uit de stukken de voor een
beoordeling
benodigde informatie kan worden verkregen.
De beroepscommissie stelt verder vast dat op de overgelegde schriftelijke mededeling van 19 augustus 2016 niet is vermeld of en wanneer deze is uitgereikt. Hierdoor is niet duidelijk of klager en zijn raadsman, zoals op grond van artikel 46d, aanhef en
onder a. jo. artikel 57, eerste lid, en onder g. van de Pbw is vereist, onverwijld een afschrift van de beslissing hebben ontvangen. De beroepscommissie stelt derhalve vast dat sprake is van een gebrek.
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. In de bestreden beslissing is vermeld dat gevaar bestaat voor derden. Als klager gedurende een korte periode zijn medicatie niet inneemt wordt hij al snel onvoorspelbaar en agressief naar derden.
Verlenging van de a-dwangbehandeling wordt noodzakelijk geacht als vangnet ten einde tijdig medicatie aan klager te kunnen verstrekken. Klagers gedrag wordt soms als oninvoelbaar omschreven. Verschillende ondersteunende diensten wilden klager niet meer
meenemen naar groepsactiviteiten, omdat hij sociaal als te inadequaat en onvoorspelbaar werd ervaren. Klager paradeerde een keer met bloot torso op de afdeling. Klager is door de behandelcoördinator erop aangesproken dat hij minder dicht bij
medegedetineerden moest komen en hen rustiger moest benaderen. Ook veroorzaakte hij geluidsoverlast op de afdeling door te bonken op zijn celdeur.
De dwangbehandeling wordt noodzakelijk geacht omdat klagers inzicht in zijn ziekte partieel is en onderhandelen over medicatie niet meer mogelijk is als klagers psychotische klachten toenemen. Klager heeft problemen in de interactie met derden. Hij is
sociaal inadequaat op een oppervlakkig niveau, maar kan ten tijde van een psychotische doorbraak ook daadwerkelijk agressief worden naar derden zowel ten tijde van het indexdelict als in een meer gecontroleerde omgeving van het PPC.
Voor de vaststelling van het gestelde gevaar dienen op de situatie in detentie toegesneden feiten en omstandigheden te worden aangevoerd, waaruit de relatie met de stoornis en de aannemelijkheid van het gevaar kunnen worden afgeleid. De
beroepscommissie
is van oordeel dat het gevaar onvoldoende is geconcretiseerd. Dat klager agressief en onvoorspelbaar naar derden kon worden op de momenten dat hij zijn medicatie niet innam vormt onvoldoende onderbouwing van de verlenging van de a-dwangbehandeling.
Gelet hierop is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit een psychiatrische stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46d aanhef en onder a. veroorzaakte en dat verlenging van de a-dwangbehandeling noodzakelijk was. Het beroep zal dan ook
gegrond
worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd. Gelet op de einddatum van de a-dwangbehandeling zijn er termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager van € 50,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. M.M. Boone en drs. W.A.Th. Bos leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 25 april 2017
secretaris voorzitter