Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4121/GA, 24 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4121/GA

betreft: [klager] datum: 24 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

gericht tegen een uitspraak van 9 december 2016 van de beklagcommissie bij de p.i. Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 maart 2017, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Lelystad, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Leeuwarden.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de omstandigheid dat aan klager een disciplinaire straf is opgelegd van vier dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie, bovenop een eerdere disciplinaire staf van zeven dagen opsluiting in eigen cel of
verblijfsruimte zonder televisie.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft aan klager een tegemoetkoming toegekend ten bedrage van € 30,-.

2. De standpunten van klager en de directeur
Van de zijde van de directeur is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is wel volledig geweest in het schriftelijk rapport en het opleggen van de disciplinaire straf naar aanleiding van het aantreffen van een televisie onder het kussen van klager. Rapport en disciplinaire straf bevatten een weergave van de
feitelijkheden.
Uit zorgvuldigheid heeft de directeur een onderzoek ingesteld en heeft hij gesprekken gevoerd met het personeel. Dit heeft voldoende informatie opgeleverd om aannemelijk te maken dat klager kans en tijd heeft gehad om de televisie van een
medegedetineerde in zijn cel te plaatsen.
Voldaan is aan alle noodzakelijke formaliteiten voor oplegging van een disciplinaire straf.
Een gedetineerde is aansprakelijk voor zijn verblijfsruimte, dus ook voor daarin aangetroffen contrabande. Klager had belang bij het verstoppen van een televisie op cel omdat hij op dat moment een disciplinaire straf onderging van zeven dagen cel
zonder
televisie. De directeur heeft het besluit om de disciplinaire straf op te leggen in alle redelijkheid en zorgvuldigheid kunnen nemen. Het oordeel van de beklagcommissie, dat de stukken onvolledig zijn en dat de directeur een volledig tijdspad had
moeten
schetsen zodat de verantwoordelijkheid voor het aantreffen van de televisie op de cel van klager aannemelijk was geworden, voert te ver nu dit praktisch gezien niet haalbaar is.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Blijkens het bepaalde in artikel 50, eerste lid, in verbinding met artikel 51, eerste en vijfde lid, kan de directeur wegens het begaan van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting een disciplinaire straf opleggen, mits
de gedetineerde voor het begaan van die feiten verantwoordelijk kan worden gehouden.

Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur het besluit om aan klager, na een eerder opgelegde disciplinaire straf, opnieuw een disciplinaire straf op te leggen in alle redelijkheid heeft kunnen nemen. Bij het
onderzoek naar de toedracht van de zaak heeft de directeur voldoende zorgvuldigheid betracht en heeft hij aannemelijk gemaakt dat klager, die in een eenpersoons cel verbleef, verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aanwezigheid van de televisie in
zijn cel. De overweging van de beklagcommissie, dat de door de directeur verstrekte stukken onvolledig zijn en dat de directeur een volledig tijdspad had moeten schetsen om de verantwoordelijkheid voor het aantreffen van de televisie op de cel van
klager aannemelijk te maken, voert te ver. Met de directeur is de beroepscommissie van oordeel dat een dermate verregaande plicht om verantwoordelijkheid aan te tonen voor het aantreffen van contrabande op cel praktisch gezien niet haalbaar is.

Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en zal zij het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen M.A., leden, in tegenwoordigheid van
mr. M.I. Jansen, secretaris, op 24 april 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven