Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4277/GA, 24 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4277/GA

betreft: [klager] datum: 24 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting Groot Alphen,

gericht tegen een uitspraak van – zo begrijpt de beroepscommissie – 19 december 2016 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de penitentiaire inrichting Groot Alphen. Als toehoorder was aanwezig [...], die in het kader van
haar middelbare schoolopleiding een maatschappelijke stage loopt. Klagers raadsman, mr. R. Dijkstra, heeft op 9 maart 2017 schriftelijk bericht dat hij en klager niet ter zitting zullen verschijnen.

Op 8 maart 2017 is van klagers raadsman een schriftelijke reactie op het beroep van de directeur ontvangen. Een kopie hiervan is verzonden aan de directeur. Op 9 maart 2017 is van de raadsman een schriftelijke aanvulling ontvangen. De voorzitter van de
beroepscommissie heeft de inhoud hiervan ter zitting aan de directeur voorgehouden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de omstandigheid dat klager op 22 september 2016 niet is uitgesloten voor onderwijs (AR-2016-1001);
b. de weigering klager met zijn advocaat te laten telefoneren tijdens zijn verblijf in de strafcel (AR-2016-1043).

De beklagcommissie heeft de klachten gegrond verklaard en klager ter zake een tegemoetkoming toegekend van totaal € 10,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
De directeur betwist klagers stelling dat er op 22 september 2016 meerdere nieuwe medewerkers op klagers afdeling werkzaam waren, die lukraak gedetineerden naar het onderwijs hebben meegenomen. De vaste werkwijze is dat alle celdeuren op de afdeling
worden opengedaan voor gezamenlijk vertrek naar het onderwijs. Het personeel heeft de directeur aangegeven niet te weten waarom het die dag anders zou zijn gegaan. Als een gedetineerde niet mee wil naar het onderwijs of op dat moment niet klaar staat,
wordt de celdeur weer dichtgedaan. De directeur acht het niet aannemelijk dat klager niet is uitgesloten voor het onderwijs. Het is klagers verantwoordelijkheid op tijd klaar te staan. Elke cel beschikt over een intercom. Als klager niet zou zijn
uitgesloten voor aanvang van het onderwijs, had hij via de intercom kunnen telefoneren om het personeel daarop te attenderen.

Klager is op 4 oktober 2016 rond 09.30 uur in de strafcel geplaatst. Hij is op 5 oktober 2016 om 13.40 uur vanuit de strafcel opgehaald voor vertrek naar het Pieter Baan Centrum. Het klopt dat klager tijdens zijn verblijf in de strafcel niet in staat
is
gesteld te telefoneren met zijn advocaat. De directeur erkent dat er een noodzaak bestond voor telefonisch contact, maar er was geen gelegenheid. Klager had een agressieve houding naar het personeel. In dat geval moeten minimaal twee medewerkers een
gedetineerde uitsluiten om hem te laten telefoneren. Dat was niet mogelijk.

Namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.
Klager is niet uitgesloten voor het onderwijs, terwijl hij op tijd daarvoor klaar stond.

Klager is op 4 oktober 2016 rond 09.30 uur in de strafcel geplaatst. Hij heeft daar tot 5 oktober 2016 in de middag verbleven. Klager heeft zijn advocaat gedurende zijn verblijf in de strafcel, langer dan 24 uur, niet telefonisch kunnen consulteren,
ondanks dat hij hier herhaaldelijk om heeft gevraagd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie dat zij niet aannemelijk acht dat het personeel klager op 22 september 2016 niet voor (aanvang van) het onderwijs heeft uitgesloten. Bij dat oordeel neemt
zij in aanmerking dat de directeur ter zitting heeft verklaard dat de vaste werkwijze is dat alle celdeuren voor aanvang van het onderwijs worden geopend voor gezamenlijk vertrek en dat het personeel heeft aangegeven niet te weten waarom op 22
september
2016 van die vaste werkwijze zou zijn afgeweken. Klager heeft zijn stelling dat hij niet zou zijn uitgesloten ook niet met stukken of anderszins nader onderbouwd.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Pbw wordt een gedetineerde in staat gesteld met de in artikel 37, eerste lid, genoemde personen en
instanties (waaronder de rechtsbijstandverlener van de gedetineerde) telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat.

Vaststaat dat klager tijdens zijn verblijf in de strafcel gedurende ongeveer 26 uur desgevraagd niet in staat is gesteld te telefoneren met zijn advocaat, terwijl daarvoor wel een noodzaak bestond. De beroepscommissie acht de stelling van de directeur
dat daarvoor geen gelegenheid bestond onvoldoende aannemelijk geworden, nu hij deze stelling in de beklagprocedure noch in beroep concreet en feitelijk heeft onderbouwd.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, drs. H. Heddema en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 24 april 2017

secretaris voorzitter

Naar boven