Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1660/GV eindbeslissing, 12 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1660/GV (eindbeslissing)

betreft: [klager] datum: 12 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.J. Lindhout, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 mei 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris), waarbij klagers verzoek om incidenteel verlof is afgewezen, alsmede van de onderliggende stukken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. Feiten en verloop van de procedure
Klager is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 februari 1994 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, wegens doodslag, tweemaal poging tot doodslag, diefstal door middel van braak en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven
gericht. Klager verblijft in verband hiermee sinds 1 december 1992 in detentie. Op 31 juli 2012 heeft klager een (eerste) gratieverzoek ingediend. Het gerechtshof Amsterdam heeft daarover nog geen advies uitgebracht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 augustus 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, heeft de behandeling van het beroep plaatsgehad. Hierbij is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M. Seebregts. Tevens zijn gehoord
namens de Staatssecretaris mevrouw mr. M.F.H. Hirsch Ballin, landsadvocaat, [...], selectiefunctionaris, en [...], juridisch adviseur van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).

De beroepscommissie heeft op 31 augustus 2016 een tussenbeslissing genomen. In de tussenbeslissing heeft zij overwogen dat klager niet in aanmerking komt voor algemeen verlof, maar dat incidenteel verlof wel mogelijk is, mits dit in het kader van de
resocialisatie noodzakelijk wordt geacht. Zij heeft verder overwogen dat zij zich onvoldoende geïnformeerd acht om een beslissing over incidenteel verlof te nemen en dat zij eerst wenst kennis te nemen van het resocialisatieplan, met daarin door de
Staatssecretaris voorziene (on)mogelijkheden voor verlof, en een kopie van het advies van het Openbaar Ministerie in de gratieprocedure, met daarin een slachtoffer-nabestaandenonderzoek. Zij heeft de behandeling van het beroep aangehouden en de
Staatssecretaris opgedragen haar een kopie van het resocialisatieplan en een kopie van het advies van het Openbaar Ministerie in de gratieprocedure toe te sturen. Zij heeft de Staatssecretaris en klagers raadsman opgedragen haar schriftelijk te
informeren over de feitelijke voortgang van de in het resocialisatieplan opgenomen resocialisatieactiviteiten.

Op 7 en 16 november 2016 is namens de Staatssecretaris een schriftelijke reactie ingediend. Daarbij zijn onder andere een kopie van het resocialisatieplan, een kopie van een activiteitenlijst, met daarin de voortgang van de in die lijst genoemde
resocialisatieactiviteiten, een kopie van het advies van het Openbaar Ministerie in de gratieprocedure en een kopie van een brief van de Staatssecretaris van 15 november 2016 over de (on)mogelijkheden voor verlof gevoegd.
Op 8 november 2016 heeft klagers raadsvrouw schriftelijke informatie over de voortgang van de in de activiteitenlijst genoemde resocialisatieactiviteiten verstrekt. Een afschrift van voormelde stukken is aan partijen verzonden.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 november 2016, gehouden in de locatie De Schie, is de behandeling van het beroep voortgezet. Hierbij is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.J. Lindhout. Tevens zijn namens de
Staatssecretaris
mevrouw
mr. M.F.H. Hirsch Ballin, landsadvocaat, [...], selectiefunctionaris, en [...], juridisch adviseur van de DJI, gehoord. Als toehoorders waren aanwezig [...], hoofd afdeling Detentie & Re-integratie van de locatie De Schie, [...], casemanager van klager, en
[...],
stagiaire bij Seebregts en Saey Advocaten.

De beroepscommissie heeft op 19 december 2016 een tweede tussenbeslissing genomen. In die tussenbeslissing heeft zij overwogen dat zij zich ook toen onvoldoende geïnformeerd achtte om een beslissing over incidenteel verlof te nemen, omdat zij niet
beschikte over een slachtoffer-nabestaandenonderzoek en onvoldoende duidelijkheid over het verloop van klagers resocialisatietraject bestond. Zij heeft de behandeling van het beroep aangehouden en de Staatssecretaris opgedragen haar een kopie van het
slachtoffer-nabestaandenonderzoek, een kopie van de dan eventueel beschikbare tussentijdse rapportage(s) over de op gedragsinterventies gerichte behandeling van klager en alle overige relevante stukken, waaronder het dan eventueel beschikbare ‘Binnen
Beginnen-rapport’ opgemaakt door de reclassering, toe te sturen. Zij heeft klagers raadsvrouw opgedragen haar schriftelijk te informeren over klagers visie op verlof in het kader van een (zeer) gefaseerd verlofplan.

Op 10 maart 2017 zijn namens de Staatssecretaris de volgende stukken verstrekt: een kopie van het slachtoffer-nabestaandenonderzoek van Slachtofferhulp Nederland, een kopie van een reclasseringsrapport van 1 februari 2017 en een kopie van een
beslissing
op bezwaar, betreffende de overplaatsing van klager van de locatie De Schie naar de penitentiaire inrichting Dordrecht. Op 13 maart 2017 heeft klagers raadsvrouw klagers visie op verlof in het kader van een (zeer) gefaseerd verlofplan schriftelijk
kenbaar gemaakt. Een afschrift van voormelde stukken is aan partijen verzonden.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2017 is de behandeling van het beroep voortgezet. Hierbij is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.J. Lindhout. Tevens zijn namens de Staatssecretaris mevrouw mr. C.M. Bitter,
landsadvocaat, [...], selectiefunctionaris, en [...], juridisch adviseur van de DJI, gehoord. Als toehoorders waren aanwezig [...], hoofd afdeling Detentie & Re-integratie van de locatie De Schie, [...], casemanager van klager, en [...], plaatsvervangend
vestigingsdirecteur van de locatie De Schie.

Klager is op 25 januari 2017 overgeplaatst naar Dordrecht, omdat hij ongeoorloofd telefonisch contact met een stagiaire bij de locatie De Schie zou hebben gehad. Het door klager tegen de overplaatsingsbeslissing ingestelde beroep is thans aanhangig bij
de Raad.

Het DOK heeft op 19 januari 2017 een concept-behandelplan opgesteld. Als gevolg van klagers overplaatsing is het behandeltraject bij het DOK om logistieke redenen gestaakt. Er is nog niet aangevangen met de door het Pieter Baan Centrum (PBC) voor de
resocialisatie van klager noodzakelijk geachte gedragsinterventies. Het DOK heeft geen tussentijdse rapportages opgemaakt. Momenteel wordt onderzocht of klager voor elke behandeling bij het DOK naar een andere locatie kan worden vervoerd, zodat de
behandeling zo spoedig mogelijk kan worden hervat. Op 24 maart 2017 heeft de raadsvrouw hierover met het DOK en de DJI gesproken. Op 23 maart 2017 is beslist dat klager zijn opleiding inzake computervaardigheden in Dordrecht kan hervatten. Klager heeft
voorstellen voor dagbesteding gedaan. De haalbaarheid van de voorstellen wordt momenteel onderzocht. Klager is in Dordrecht door een begeleider van Humanitas bezocht.

2. Slachtoffer-nabestaandenonderzoek en Adviezen
2.1. Uit het slachtoffer-nabestaandenonderzoek komt het volgende naar voren. Een slachtoffer heeft verklaard dat verlofverlening bij haar onrust en extra alertheid zou opleveren. Zij wil klager nooit meer zien. Een nabestaande heeft verklaard dat
hij
er geen vertrouwen in heeft dat klager gezond is en naar de maatschappij kan terugkeren. Als resocialisatie plaatsvindt, wil hij dat niet weten, omdat dat hem alleen maar onrustig zou maken. Een andere nabestaande heeft verklaard dat klager nooit meer
in de maatschappij hoort terug te keren.

2.2. Uit het reclasseringsrapport van 1 februari 2017 komt het volgende naar voren. De actuele risicofactoren hangen samen met de persoonlijkheidsproblematiek van klager en daaruit voortvloeiende denkpatronen, gedrag en vaardigheden. Er is een
beperkt probleembesef. Beschermende factoren zijn een stabiele relatie, een steunend netwerk en zicht op woonruimte. Klager is voorafgaand aan zijn huidige detentie gestopt met harddrugsgebruik en hij gebruikt sinds 2007 geen softdrugs meer. Klager
heeft geen schulden. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Bij het inschatten van het recidiverisico is enkel van statische factoren gebruik gemaakt en niet van de bij klager aanwezige beschermende factoren. Het risico op het zich onttrekken aan
voorwaarden wordt ingeschat als laag.

2.3. In het NIFP-rapport van 31 december 2015, dat is opgesteld in het kader van de gratieprocedure van klager, is vermeld dat bij klager sprake is van een matig/laag recidiverisico, als hij thans zonder toezicht vrij in de samenleving zal
verblijven. Er is evenwel in hoge mate sprake van affectieve, gedragsmatige en cognitieve instabiliteit. Stress en coping vormen een risicofactor. Het NIFP heeft geadviseerd een langzaam gefaseerd plan in te zetten. Via toekenning van verlof kan naar
een verdere detentiefasering met strakke voorwaarden worden toegewerkt.

2.4. Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om verlof. Het Openbaar Ministerie acht het reëel dat maatschappelijke onrust zal ontstaan, als aan klager verlof wordt verleend.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.
De herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf dient plaats te vinden op 10 juni 2018. Klager zal dan in staat moeten zijn gesteld aan te tonen dat hij genoeg vorderingen heeft gemaakt in de voorbereiding op een eventuele terugkeer in de
maatschappij.

Klager wil tijdens verlof met situaties in het dagelijks leven buiten de inrichting leren omgaan. Hij wil boodschappen doen, gebruik maken van het openbaar vervoer, geld pinnen, een wandelroute navigeren met een telefoon, een bibliotheek bezoeken, een
bankrekening openen bij een bank en het kantoor van zijn advocaat bezoeken voor een afspraak.
Klager wil op den duur bij zijn partner en kind wonen en de huishoudelijke zorg op zich nemen.
Hij wil tijdens verlof de woning van zijn partner en de school van zijn kind bezoeken. Voorts wil hij de buurt rondom de woning van zijn partner verkennen en familie van zijn partner bezoeken.
Klager wil tijdens verlof kennismakingsgespreken voeren voor (vrijwilligers)werk, woningen bezichtigen en eventueel huisraad regelen.

Klager is al lange tijd gedetineerd, waardoor hij tijdens een eventueel te verlenen verlof vermoedelijk snel overprikkeld zal zijn. Een zeer gefaseerd verlofplan is noodzakelijk. Een dergelijk verlofplan dient zo spoedig mogelijk te worden opgesteld
als
onderdeel van het resocialisatieplan. Klager verzoekt hem in dat plan maandelijks verlof toe te kennen.
Klager heeft geen bezwaar tegen te verbinden voorwaarden aan verlof, zoals begeleid verlof, elektronisch toezicht, een gebiedsverbod en een terugvalpreventieplan inzake middelengebruik.

Klager heeft niet op voorhand bezwaar tegen het verstrekken van tussenrapportages van het DOK aan de DJI en de Staatssecretaris, maar hij wil per rapportage bezien of hij daarvoor toestemming geeft. Klager wil dat zijn behandeling bij het DOK zo snel
mogelijk wordt hervat.
Klager betwist dat hij telefonisch contact met een stagiaire bij de locatie De Schie heeft gehad.

3.2. Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Het feit dat nog geen aanvang is gemaakt met gedragsinterventies, is een contra-indicatie voor verlof. Duidelijk is dat klager
een
intensieve behandeling nodig heeft. Ook bij verlof onder voorwaarden kan van alles misgaan. De Staatssecretaris acht het noodzakelijk dat klagers behandeltraject bij het DOK is gestart en dat een aantal tussentijdse rapportages van het DOK beschikbaar
is met voldoende positieve informatie om te kunnen beoordelen of verlof verantwoord is. Klager weigerde tot nu toe toestemming voor enige informatieverstrekking van het DOK aan de DJI en de Staatssecretaris te verlenen. Het reclasseringsrapport van 1
februari 2017 onderstreept dat het nu te vroeg voor verlof is. De omstandigheid dat klager in de locatie De Schie ongeoorloofd telefonisch contact met een stagiaire heeft gehad, doet verder af aan het vertrouwen in een goed verloop van het verlof.
De DJI wil klagers behandeltraject bij het DOK niet frustreren.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft inmiddels op een (beperkt) aantal terreinen resocialisatieactiviteiten ontplooid. Aan de orde is de vraag of incidenteel verlof, met inachtneming van alle in aanmerking komende belangen, noodzakelijk wordt geacht in het kader van
de
resocialisatie van klager.

4.2. De beroepscommissie heeft reeds in haar tussenbeslissing van 31 augustus 2016 gewezen op het belang van deelname aan resocialisatieactiviteiten voor een zorgvuldige voorbereiding van een gratieverzoek van een levenslanggestrafte. Deelname aan
dergelijke activiteiten is van belang voor de beoordeling van een ingediend gratieverzoek, zoals in het geval van klager, die inmiddels bijna 25 jaar is gedetineerd. Tot die activiteiten behoort tevens het verlenen van verlof. Hoewel nog niet met de
door het PBC voor klager noodzakelijk geachte gedragsinterventies is aangevangen, komen uit het reclasseringsrapport, het slachtoffer-nabestaandenonderzoek, het NIFP-rapport, noch anderszins uit de stukken (structurele) contra-indicaties voor verlof
naar voren. De Staatssecretaris heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd waarom klagers belang bij verlof in deze omstandigheden niet zwaarder weegt dan het maatschappelijke belang bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de straf.

4.3 Bij deze stand van zaken is het dan ook niet langer redelijk klager verlof te onthouden. Hierbij is in aanmerking genomen dat verlof indien nodig onder bewaking of begeleiding kan plaatsvinden. Verlof dient van klagers resocialisatieplan deel
uit te maken. De invulling van de verloven, naar aard en frequentie, dient in dat plan te worden opgenomen. Daarbij acht de beroepscommissie aangewezen dat klager binnen drie maanden na de datum van de onderhavige uitspraak zijn eerste incidenteel
verlof heeft genoten.

4.4 De beroepscommissie gaat er bij haar oordeel vanuit dat klager per tussenrapportage inzake zijn behandeling bij het DOK, die naar verwachting (spoedig) zal worden hervat, toestemming zal verlenen voor het verstrekken daarvan aan de DJI en de
Staatssecretaris. Niet uitgesloten is immers dat daaruit belemmeringen of risico’s naar voren komen die aan het daadwerkelijk verlenen van verloven, waaronder ook het eerste incidenteel verlof, in de weg staan.

4.5. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij vernietigt de bestreden beslissing en draagt de Staatssecretaris op binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen toegespitst op klagers eerste incidenteel verlof, dat (in beginsel) binnen drie
maanden na de datum van de onderhavige uitspraak moet hebben plaatsgevonden, en verdere verloven als onderdeel van zijn resocialisatieplan.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 12 april 2017

secretaris voorzitter

Naar boven