Nummer: 17/148/GB
Betreft: [klager] datum: 20 april 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Lucas, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 12 januari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. T. Lucas, op 24 maart 2017 door een lid van de Raad gehoord. Van dit horen is een verslag opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 21 oktober 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de p.i. Middelburg. Op 12 oktober 2016 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Middelburg, een normaal beveiligde
inrichting waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
2.2. Bij uitspraak van 20 februari 2016 [de beroepscommissie leest hiervoor 20 februari 2017), met nummer MB 2016-0000291, van de beklagcommissie bij de p.i. Middelburg, is klagers beklag betreffende de beslissing tot terugplaatsing in het
basisprogramma ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld. Op dit beroep heeft de beroepscommissie nog niet beslist.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt –zakelijk weergegeven – toegelicht.
Over de disciplinaire straf, opgelegd omdat klager zich niet aan zijn avondprogramma gehouden zou hebben, voert klager aan dat hij, vanwege zijn medische conditie, het ‘standaardeten’ in de inrichting niet goed verdraagt. Hij heeft een aangepast dieet,
maar de verstrekking hiervan gaat in de inrichting vaak mis. Hij heeft hiertegen ook beklag ingediend; dit loopt nog. Hij is 23 kilo afgevallen.
Ten aanzien van het te laat terugkeren van weekendverlof voert klager aan dat hij samen met medegedetineerden in de auto zat en zij graag wat wilden gaan eten bij de Kentucky Fried Chicken. Klager dacht dat hij net als de anderen uiterlijk 20.00 uur
terug in de inrichting diende te zijn, maar dit bleek achteraf al 19.30 uur te zijn. Hij was om 19.40 uur terug.
Over het ontslag bij zijn werkgever voert klager aan dat hij zijn werk altijd goed heeft gedaan. Hij ontkent alle aantijgingen. Hij heeft een technische achtergrond en hij moest samenwerken met mensen van een wat lager niveau. Er was een goede
werksfeer. Hij kon met de ene collega beter overweg dan met de andere collega, maar dat is normaal. Klager is ontslagen op het moment dat hij een disciplinaire straf van veertien dagen uitzat. Nadat hij zeven dagen ‘binnen had gezeten’, hoorde hij
ineens dat hij niet meer hoefde terug te komen bij zijn werkgever. Op dat moment had klager nog geen relatie met zijn (oud-)collega mevrouw G. Klager heeft van mevrouw G. begrepen dat de werkgever spijt heeft van hetgeen hij heeft verklaard over
klager.
De werkgever kan dit echter niet zeggen, omdat hij zijn werkrelatie met de z.b.b.i. niet op het spel wil zetten.
Klager heeft nooit eerder een beklag ingediend en heeft momenteel verscheidene beklagzaken lopen. Zijn beklag tegen de beslissing van de directeur tot degradatie naar het basisprogramma heeft de beklagcommissie ongegrond verklaard. Klager heeft tegen
deze beslissing beroep ingesteld. Inmiddels neemt hij alweer twee maanden deel aan het plusprogramma.
Klager is van mening, mede gezien de verklaring van mevrouw G. en de erkenning door de inrichting dat fouten zijn gemaakt met betrekking tot de verstrekking van zijn eten, dat er onvoldoende reden was zijn hele fasering spaak te laten lopen. Mevrouw G.
is zo nodig bereid een verklaring af te leggen.
Klager is van mening dat geen sprake is van een zorgvuldige besluitvorming en belangenafweging. Niet gebleken is dat de selectiefunctionaris klagers belangen in de beslissing heeft betrokken.
Op het moment dat hij werd teruggeplaatst naar de normaal beveiligde inrichting, was hij bezig met de indiening van een zogenaamd ‘stapelverzoek’.
Klager is van mening dat zijn beroep gegrond verklaard dient te worden en hij geplaatst moet worden in een penitentiair programma.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is op 18 oktober 2016 tijdens een controle van de avondactiviteiten gezien in een snackbar, terwijl hij in de bibliotheek had moeten zijn. Naar aanleiding hiervan is aan klager een disciplinaire straf van veertien dagen opgelegd. Op 11 november
2016 is klager te laat teruggekeerd van een weekendverlof. Op 1 december 2016 is klager tijdens een aanwezigheidscontrole niet aangetroffen in het zwembad waar hij wel had moeten zijn. Klager gaf in eerste instantie een leugenachtige verklaring en gaf
later toe uit eten te zijn geweest. Hij is hiervoor op 5 december 2016 disciplinair gestraft. De directeur heeft hem geadviseerd eens kritisch naar zijn eigen gedrag te kijken en gezegd dat dit de laatste waarschuwing was, voordat hij ter herselectie
zou worden aangeboden. Op 12 december 2016 heeft klager zijn vierde rapport gekregen. Klagers werkgever heeft aangegeven dat klager niet langer welkom was. Klager kwam bij de werkgever over als manipulerend en gezagsondermijnend. Klagers collega’s
voelden zich door klager geïntimideerd en werkten niet graag met hem samen. Daarnaast heeft klager een relatie gekregen met een medewerkster, hetgeen tot een ongewenste situatie heeft geleid. Ook bestond het vermoeden dat klager niet integer had
gehandeld bij het tanken met de bedrijfsauto. Aan klager is een ordemaatregel opgelegd van vier weken intrekking van zijn verlof. Op 13 december 2016 heeft de directeur beslist tot degradatie van klager naar het basisprogramma.
De selectiefunctionaris is van mening dat uit deze informatie voldoende is gebleken dat klager zich verwijtbaar niet aan de afspraken in de z.b.b.i. heeft gehouden. De selectiefunctionaris heeft geen reden te twijfelen aan de inhoud en de juistheid van
de opgestelde adviezen en rapporten. Klager is verschillende keren aangesproken op zijn gedrag, maar dit heeft niet tot verbetering geleid. De selectiefunctionaris is derhalve van mening dat de weigeringsgrond van artikel 4, aanhef en onder d., van de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van toepassing is. Bovendien voldoet klager door de terugplaatsing naar het basisprogramma niet meer aan het vereiste voor plaatsing in een z.b.b.i. zoals neergelegd in artikel 2, eerste lid, aanhef onder
f.
van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder d, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen niet voor plaatsing in een z.b.b.i. in aanmerking gedetineerden die zijn gedegradeerd.
4.2. Uit de stukken volgt dat klager bij beslissing van 13 december 2016 is teruggeplaatst in het basisprogramma, omdat hij – kort gezegd – regelmatig de in de z.b.b.i. geldende regels heeft overtreden en een ruime hoeveelheid rapporten heeft gehad
tijdens zijn relatief korte verblijf in de z.b.b.i. Het door klager ingediende beklag gericht tegen deze beslissing (MB 2016-0000291) heeft de beklagcommissie bij de p.i. Middelburg bij uitspraak van 20 februari 2017 ongegrond verklaard.
Nu klager als gevolg van de beslissing tot degradatie niet langer in het plusprogramma verbleef, voldeed hij niet langer aan de vereisten voor plaatsing in een z.b.b.i. De selectiefunctionaris heeft reeds hierom in redelijkheid kunnen beslissen tot
afwijzing van klagers verzoek. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 april 2017.
secretaris voorzitter