Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0100/GA, 19 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:19-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/100/GA

betreft: [klager] datum: 19 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 januari 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Groot Alphen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft vieze bezoek-zonder-toezicht (BZT-)ruimtes op 4 oktober 2016.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Zowel klager als de directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Klager heeft gesteld dat de kamers waarin hij op 4 oktober 2016 BZT zou ontvangen vies waren. In de eerst aangeboden kamer heeft klager bloedsporen aangetroffen en in de tweede kamer die hem werd aangeboden was de matras kapot. De directeur heeft in
zijn algemeenheid weersproken dat de kamers vies waren omdat deze voordat het BZT aanvangt worden schoongemaakt. Klager was die dag de eerste die gebruik maakte van de ruimte. Volgens de betreffende p.i.w.-er R. kan hieruit worden afgeleid dat de
ruimte
schoon was. De directeur heeft erkend dat de matras in de tweede aangeboden kamer kapot was.

Nu niet is weersproken dat naar aanleiding van klagers opmerkingen over de vieze eerste BZT-kamer, hem een tweede BZT-kamer is aangeboden, acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat de eerste BZT-kamer vies was. Niet betwist is dat in de tweede
BZT-kamer de matras kapot was. De directeur dient er zorg voor te dragen dat klager daadwerkelijk invulling kan geven aan het hem toegekende BZT. Door hiervoor vieze of ondeugdelijke kamers beschikbaar te stellen, voldoet de directeur niet aan
voornoemde zorgplicht.
De beroepscommissie zal derhalve het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag gegrond verklaren. Zij acht een tegemoetkoming van € 5,= op zijn plaats.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 april 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven