Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0369/TA, 4 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/369/TA

betreft: [klager] datum: 4 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 26 januari 2017 van de beklagcommissie bij de inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 april 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is namens het hoofd van de inrichting gehoord [...], juridisch medewerker.
Als toehoorder was aanwezig [...], werkzaam bij de Raad.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het klager niet schriftelijk meedelen van de inbeslagname van 30 blikken tonijn op 5 oktober 2016 (RV-2016-000411).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van het hoofd van de inrichting en klager
Namens het hoofd van de inrichting is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Op het moment van de inbeslagname van de blikken tonijn bij klager was een medewerker in de veronderstelling dat deze blikken toebehoorden aan de afdeling. Daarom hoefde ten tijde van de inbeslagname geen bewijs van ontvangst te worden afgegeven. Na de
inbeslagname twijfelde de medewerker over de herkomst van de blikken. Pas vanaf dat moment zou wellicht een bewijs van ontvangst moeten worden afgegeven. De blikken tonijn zijn binnen 24 uur na inbeslagname aan klager teruggegeven. Aan klager hoefde
daarom geen bewijs van ontvangst te worden afgegeven. Klager heeft zijn klacht geschreven op 7 oktober 2016, terwijl de blikken reeds op 6 oktober 2016 aan hem waren teruggegeven. Klager heeft dan ook geen belang (meer) bij zijn klacht.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Vast staat dat op 5 oktober 2016 bij klager 30 blikken tonijn in beslag zijn genomen. Ook staat vast dat deze blikken op 6 oktober 2016 aan klager zijn teruggegeven. Klager heeft zich er op 7 oktober 2016 over beklaagd dat hij niet schriftelijk in
kennis is gesteld van de inbeslagname. Uit de rapportage van de maandcommissaris blijkt dat op 27 oktober 2016 een bemiddelingsgesprek tussen klager en de maandcommissaris heeft plaatsgevonden, waarin klager heeft aangegeven zijn klacht te handhaven.

Gelet op het feit dat klager de blikken tonijn reeds had teruggekregen op het moment dat hij de onderhavige klacht indiende, is de beroepscommissie van oordeel dat klager op dat moment reeds geen belang meer had bij zijn beklag. De beroepscommissie zal
klager derhalve alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 4 mei 2017

secretaris voorzitter

Naar boven