Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0455/GA, 4 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/0455/GA

betreft: [klager] datum: 4 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.A. Postma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 februari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Zuyder Bos in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de bijzondere voorwaarden verbonden aan de verloven gedurende klagers verblijf in een zeer beperkt beveiligde inrichting.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. In het kader van de voorwaarden die aan klagers detentiefasering verbonden zijn, dient hij een enkelband met GPS-controle te dragen. De band dient ter
controle op de naleving van het contactverbod en locatiegebod, gedurende de verloven. De band moet evenwel de rest van de tijd ook om blijven en dit is een andere, grotere en zwaardere band dan de band die klager gedurende het over een aantal maanden
aan te vangen penitentiair programma dient te dragen. Dit is belastend voor klager. De beklagrechter heeft overwogen dat onvoldoende is gebleken van een eigen belangenafweging door de directeur en dat de beslissing om de bijzondere voorwaarden te
controleren door middel van een enkelband mager is gemotiveerd. Om die reden had het beklag gegrond moeten worden verklaard. Het beklag was gericht tegen de opgelegde voorwaarden, niet alleen tegen de enkelband. Op 6 maart 2017 heeft een bespreking
plaatsgevonden met de politie, reclassering, de gemeente en klagers casemanager. Dit gesprek verliep positief en er bleek geen sprake van nabestaanden in de omgeving waar klager verblijft. Er werden geen redenen genoemd voor het dragen van een
enkelband
en door de reclassering werden daarvoor ook geen redenen gezien. Klagers raadsvrouw heeft daarop de casemanager aangeschreven, maar heeft geen reactie ontvangen. Vervolgens heeft klager de vrijhedencommissie van de locatie Zuyder Bos verzocht het
besluit omtrent de enkelband te herzien, maar dit verzoek is ongemotiveerd afgewezen. Tijdens de bespreking van 6 maart 2017 heeft de reclassering aangegeven dat zij pas vanaf de aanvang van het penitentiair programma gaat over de vraag of een
enkelband
is aangewezen en dat zij niets kunnen veranderen aan de onderhavige besluitvorming. De directie had in de beklagprocedure juist aangegeven dat de enkelband op advies van de wijkagent en de reclassering is opgelegd. Dit standpunt is, ondanks het gesprek
van 6 maart 2017, niet gewijzigd. Gelet op de tussentijdse ontwikkeling is er te minder blijk van een deugdelijke besluitvorming met betrekking tot de opgelegde voorwaarden en de GPS-controle, terwijl het juist bij de oplegging van dergelijke
voorwaarden van belang is dat de noodzaak daartoe feitelijk wordt onderbouwd. Klager verzoekt om een gegrondverklaring van het beroep en om een financiële tegemoetkoming van € 15,= per dag dat klager de enkelband heeft gedragen.

De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Een locatiegebod of –verbod is alleen te controleren met behulp van elektronische controle. Klager heeft een lange tijd in detentie doorgebracht en
heeft een zeer ernstig delict begaan. Het is noodzakelijk dat zijn terugkeer in de maatschappij geleidelijk en met zorg gebeurt en om die reden zijn aan klager voorwaarden opgelegd. Het reclasseringsrapport en advies van de politie ondersteunen deze
overweging. De directeur is verantwoordelijk voor een goedlopend verlof. In maart 2017 is klagers situatie nogmaals besproken binnen de vrijhedencommissie en is beslist om het locatiegebod te handhaven. Klager heeft begeleiding en controle nodig. Dit
blijkt ook uit een rapport van 10 april 2017. Op 8 april 2017 is klager te laat op zijn verlofadres verschenen. Als reden daarvoor voert klager aan dat de enkelband niet goed was opgeladen. De reclassering echter heeft geen storingen geconstateerd aan
de enkelband of het GPS signaal, en heeft achteraf vastgesteld dat klager in de tussentijd twee (andere) adressen had bezocht.

3. De beoordeling
Uit de onderliggende stukken, onder meer uit het klaagschrift van 27 oktober 2016, maakt de beroepscommissie op dat het beklag is gericht tegen de bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan de verloven gedurende klagers verblijf in een zeer beperkt
beveiligde inrichting (z.b.b.i.). De directeur heeft de bestreden beslissing onder meer gebaseerd op een reclasseringsadvies van 30 augustus 2016. Hierin heeft de reclassering geadviseerd om klager in aanmerking te laten komen voor plaatsing in een
z.b.b.i. en daarbij te starten met een enkelband voor een bepaalde periode tijdens de weekendverloven. Dit vanwege de ernst van het delict en het feit dat klager inmiddels tien jaar heeft doorgebracht in een gesloten regime zonder vrijheden. Een
gecontroleerde, geleidelijke terugkeer in de maatschappij verdient de voorkeur. De reclassering heeft voorts geadviseerd klager in aansluiting op het verblijf in de z.b.b.i. in aanmerking te laten komen voor een penitentiair programma. In het kader
daarvan heeft de reclassering geadviseerd tot de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een locatiegebod op vastgestelde tijden voor klagers verblijfsadres en een contactverbod ten aanzien van de nabestaanden. De selectiefunctionaris heeft in de
selectiebeslissing van 19 oktober 2016 tot plaatsing van klager in een z.b.b.i. de directeur geadviseerd tot het opleggen van een locatiegebod op het verblijfadres te Enkhuizen van 22.00 uur tot 07.00 uur en een contactverbod ten aanzien van de
nabestaanden en relaties van het slachtoffer, gecontroleerd middels elektronische controle. Bij beslissing van 12 december 2016 heeft de directeur deze (bijzondere) voorwaarden aan klager opgelegd. Ter nadere onderbouwing heeft de directeur onder meer
verwezen naar het reclasseringsadvies.
Gelet op het vorengaande is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 4 mei 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven