Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2436/GA, 20 februari 2003, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2436/GA

betreft: [klager] datum: 20 februari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 oktober 2002 van de beklagcommissie bij de locatie De Geerhorst te Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 januari 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.B. Bax, en de heer [...], locatie-directeur van de locatie DeGeerhorst.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen, vanwege het feit dat in de cel van klager een GSM telefoon is aangetroffen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Toen ik nog in Maastricht verbleef, had ik contact met medegedetineerde [medegedetineerde] Ik heb daar in een dossier gelezen wat hij heeft gedaan. Daarnaast weet ik dat hij gedurende de detentie bij diverse incidenten betrokken isgeweest. In Sittard heb ik het contact met [medegedetineerde] afgehouden. Wij verbleven op dezelfde afdeling. Sindsdien heeft hij mij een aantal keren bedreigd en ben ik door hem geschopt. Ik heb enige tijd voor de vondst van de GSMtelefoon al aan het afdelingshoofd verteld dat [medegedetineerde] een telefoon bij zich had. Toen ik een keer in het ziekenhuis lag, heeft mijn vriendin een dreigend telefoontje gehad. Zij heeft direct naar de inrichting gebeld. Eris toen een inval gedaan in de cel van [medegedetineerde], maar deze had de telefoon verstopt in de koelkast die in de recreatieruimte staat. Zo slim is hij. Toen de telefoon in mijn cel werd gevonden, was ik naar de crea. Mijn celwas niet afgesloten. Volgens het rapport is de telefoon achter het koelsysteem van de ijskast gevonden. Dit klopt niet. Ik heb uit betrouwbare bron vernomen dat de GSM telefoon gewoon bovenop de koelkast lag. Als ik al iets zouwillen verbergen, dan leg ik dat niet open en bloot op de koelkast neer. Inmiddels verblijf ik op een andere afdeling. Ik ben echter bang en dat weet de directeur. Ik heb bezoek van de recherche gehad en die weet dat de telefoonniet van mij was. Ik heb daar niet mee gebeld. Dit heeft het afdelingshoofd ook in de rapportage gezet ten behoeve van een selectievoorstel tot overplaatsing naar een halfopen inrichting.

Namens klager is het volgende aangevoerd.
Voorop staat dat voor een disciplinaire straf geen plaats was. Het ontbreken van een strafrechtelijk kader ontslaat de directeur niet van zijn onderzoeksplicht. Er bestond geen bewijs van schuld. Gelet op de problemen tussen klageren [medegedetineerde] en de eerdere vondst van een adapter op de cel van [medegedetineerde], speelt dat nog meer. Klager heeft steeds volgehouden dat de telefoon in zijn cel is gelegd. Daarnaast is de straf te hoog voor hetgeconstateerde vergrijp. Je kan je een dergelijke straf voorstellen bij de vondst van een gevaarlijk goed als bijvoorbeeld een pistool, maar niet bij een telefoon. Hier kan je alleen mee bellen. Bovendien zijn er nog meer telefoonsin de inrichting. De straf had ook tot een week beperkt kunnen worden.

De locatie-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
We hadden al een tijdje een vermoeden van de aanwezigheid van een telefoon. Die vermoedens werden versterkt door verhalen, maar de ervaring leert dat de situatie heel snel kan veranderen. Met detectors is gemeten of er ’s-nachtswerd gebeld. Dat bleek het geval. Die detectors zijn echter niet accuraat en zodoende werd niet precies duidelijk van welke cel de straling kwam. Het gebied had een spanne van vijf cellen. Daar zat klagers cel overigens niet bij. Erzijn celinspecties uitgevoerd maar er werd niets gevonden. Naar aanleiding van mededelingen van gedetineerden is de telefoon uiteindelijk gevonden op de cel van klager. Eerder was op de cel van [medegedetineerde] een adaptergevonden. Een gedetineerde mag geen telefoon in zijn bezit hebben. Klager is verantwoordelijk voor de spullen die zich op zijn cel bevinden. Natuurlijk heb ik doorgevraagd naar hetgeen werd gezegd over de telefoon, maar als diepersonen bij hun verhaal blijven houdt het op. Er is ook niet gebleken dat iemand er belang bij had. Het verhaal in de in beroep overgelegde verklaring van ex-gedetineerde [...] klinkt mij bekend in de oren, maar ik vind het nietovertuigend. Klager had sterker gestaan met zijn argument dat hij er in is geluisd, als er daarnaast nog iets anders als bewijs was aangevoerd. De zwaarte van de straf is gebaseerd op veiligheidsoverwegingen. Met een GSM telefoon isoncontroleerbaar contact mogelijk met de buitenwereld. De combinatie met eventuele vluchtplannen verklaart het gewicht dat aan de vondst wordt toegekend.

3. De beoordeling
Uitgangspunt mag zijn dat de aanwezigheid van contrabande op cel in beginsel voor verantwoordelijkheid van de gedetineerde is, behoudens bijzondere omstandigheden.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is daarvan in dit geval sprake. Gelet op de feiten en omstandigheden zoals deze bekend waren ten tijde van de vondst van de telefoon, namelijk de melding aan het afdelingshoofd datmedegedetineerde [medegedetineerde] een telefoon voorhanden had, de adapter die op de cel van [medegedetineerde] is gevonden en het onderzoek met de detectors naar telefoonsignalen die niet richting klager wezen, gevoegd bij de doorde raadsman in beroep overgelegde verklaring van ex-medegedetineerde [...]., moet de beslissing van de directeur tot oplegging van de disciplinaire straf aan klager bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijken onbillijk worden aangemerkt, nu er te veel twijfel bestond om een tuchtrechtelijk overtreding van klager aannemelijk te achten.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, zal een klager een tegemoetkoming van € 140,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 140,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 20 februari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven