Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0012/SGA, 10 januari 2017, schorsing
Uitspraakdatum:10-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 17/12/SGA
Betreft : [klager] datum: 10 januari 2017

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 30 december 2016, inhoudende de terugplaatsing vanuit het
plusprogramma naar het basisprogramma per 30 december 2016.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 4 januari 2017.
Uit de door de secretaris van de beklagcommissie bij de p.i. Krimpen aan den IJssel verstrekte inlichtingen kan worden afgeleid dat het schorsingsverzoek als klacht is ingeboekt.

1. De ontvankelijkheid
Ingevolge de beslissing van de beroepscommissie van 25 augustus 2016 (RSJ 25 augustus 2016, 16/1737/GA) staat tegen een beslissing tot degradatie op basis van artikel 1e, aanhef en onder b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van
gedetineerden (Stcrt. 20 februari 2014, nr. 4617; nader: de Regeling) bezwaar open. Verzoeker heeft tijdig een klaagschrift ingediend en is derhalve ontvankelijk in zijn schorsingsverzoek.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dit niet het geval.

Ten aanzien van verzoeker is de verdenking gerezen dat hij zich op 20 september 2016 tijdens zijn detentie in de locatie Zoetermeer geprobeerd heeft ongeveer 60,4 gram hasjiesj de inrichting binnen te brengen. Verzoeker is met betrekking tot dit feit
gedagvaard voor de zitting van de politierechter van 3 januari 2017. De voorzitter begrijpt dat verzoeker is veroordeeld en dat hem een voorwaardelijke geldboete is opgelegd.

In artikel 1e, aanhef en onder b. van de Regeling is bepaald dat gedetineerden die vervolgd worden voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van misdrijven uitgesloten zijn van promotie of het plusprogramma. Indien de vervolging niet leidt tot een
veroordeling wordt de uitsluiting ongedaan gemaakt. In de nota van toelichting bij de Regeling staat – voor zover hier van belang – dat in artikel 1e wordt geregeld welke groepen van gedetineerden zijn uitgezonderd van promoveren en dientengevolge niet
in het plusprogramma kunnen worden geplaatst. Het gaat hier om uitsluitingen van rechtswege. Het gaat onder meer om gedetineerden die zich tijdens hun detentie schuldig maken aan het (mede)plegen van misdrijven en daarvoor worden vervolgd en
veroordeeld. Volgens de Toelichting is evident dat deze gedetineerden niet het juiste gedrag vertonen. Zijn betrokkenen reeds gepromoveerd op het moment van het (mede)plegen van het misdrijf dan worden zij teruggeplaatst naar het basisprogramma. Dit
rechtsgevolg vloeit voort uit artikel 1e.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is er, anders dan in de zaak die leidde tot de uitspraak van de beroepscommissie (RSJ 17 oktober 2016, 16/1697/GA en 16/2158/GA) in de zaak van verzoeker geen sprake van feiten of omstandigheden die nopen
tot een belangenafweging door de directeur, welke belangenafweging er mogelijk toe had kunnen leiden dat van degradatie diende te worden afgezien. Dat in de bestreden beslissing wel (een standaardtekst betreffende een) belangenafweging is opgenomen,
maakt dit naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet anders.

Het verzoek zal worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 10 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven