Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3989/GA, 12 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3989/GA

betreft: [klager] datum: 12 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.A. Bouw, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 oktober 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Groot Alphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.A. Bouw, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de penitentiaire inrichting Groot
Alphen.
Als toehoorder was aanwezig [...], die in het kader van haar middelbare schoolopleiding een maatschappelijke stage loopt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van twee gouden oorbellen na een spitactie uitgevoerd door de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid (AR-2016-776).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Het klopt dat op de invoerlijsten geen oorbellen zijn vermeld; klager heeft de oorbellen tijdens een
bezoek vóór het jaar 2013 van zijn kinderen gekregen. Klager heeft ter zitting van de beklagcommissie een foto van de laatste vader-kind-dag getoond waarop klager met oorbellen is afgebeeld. Hij heeft de dag na de spitactie bij het personeel melding
gemaakt van de vermissing. De twee oorbellen zijn totaal € 150,= waard.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur betwist niet dat klager oorbellen in zijn bezit heeft gehad, maar niet uitgesloten kan
worden dat klager de oorbellen in de periode na de vader-kind-dag heeft verhandeld.

3. De beoordeling
Een gedetineerde is in beginsel zelf verantwoordelijk voor de voorwerpen die hij in de inrichting onder zich heeft. Dit laat onverlet dat die verantwoordelijkheid, onder bijzondere omstandigheden, kan overgaan op de directeur.
De beroepscommissie stelt vast dat klager in de penitentiaire inrichting Groot Alphen de gestelde vermiste oorbellen in zijn bezit heeft gehad, gelet op de getoonde foto en de omstandigheid dat de directeur dit niet betwist. De beroepscommissie acht
evenwel niet aannemelijk geworden dat de oorbellen vermist zijn geraakt door toedoen van het handelen van de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid tijdens een spitactie in klagers verblijfsruimte. Niet kan worden uitgesloten dat klager de oorbellen
heeft uitgevoerd of in de inrichting heeft verhandeld. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, drs. H. Heddema en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 12 april 2017

secretaris voorzitter

Naar boven