nummer: 17/161/GA
betreft: [klager] datum: 10 april 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 19 december 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. K. Karakaya om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van twee dagen zonder televisie wegens belediging van het personeel (VU-2016-002231).
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager is het eens met de opgelegde straf, maar de beklagcommissie heeft de reden van de klacht verkeerd opgevat en de klacht verkeerd behandeld. Het gaat
om machtsmisbruik door het personeel.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie.
3. De beoordeling
Klager voert in beroep aan dat zijn beklag niet zag op de opgelegde disciplinaire straf, maar op machtsmisbruik door het personeel.
De directeur is op grond van het bepaalde in de artikelen 50 en 51, van de Pbw bevoegd een disciplinaire straf op te leggen indien een medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten en omstandigheden die onverenigbaar zijn met de
orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
In onderhavig geval is bij schriftelijk verslag van 8 oktober 2016 klager door een medewerker rapport aangezegd naar aanleiding van de feiten en omstandigheden die in het rapport zijn weergegeven. Naar aanleiding van dit rapport heeft de directeur
klager op
8 oktober 2016 een disciplinaire straf opgelegd. Van misbruik van macht is derhalve geen sprake.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
S.C. Vogel, secretaris, op 10 april 2017.
secretaris voorzitter