Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2509/GA, 24 februari 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2509/GA

betreft: [klager] datum: 24 februari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 14 november 2002 van de beklagcommissie bij de Strafrechtelijke Opvang voor Verslaafden (SOV) te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager en namens de inrichting de heer [...], locatiedirecteur bij de SOV en de heer[...], afdelingshoofd bij de SOV.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) het feit dat de wettelijke termijnen die zijn verbonden aan het vaststellen van een plan van aanpak en een plan van opvang niet in acht zijn genomen, en
b) het feit dat klagers plan van opvang niet voldoet aan de eisen die daaraan ingevolge artikel 44i Penitentiaire maatregel (Pm) worden gesteld.

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van onderdeel a) ongegrond verklaard, en ten aanzien van onderdeel b) overwogen dat zij slechts marginaal kan toetsen, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft de vraag hoe een plan van opvang dient te worden opgesteld niet beantwoord. De betreffende richtlijnen zijn hierover heel duidelijk. Zo moet er bijvoorbeeld een individueel begeleidingsplan in het plan vanopvang zijn opgenomen. In het onderhavige geval is een standaard plan van opvang vastgesteld. De termijnoverschrijding is verwaarloosbaar vergeleken met het feit dat de inhoud van het plan van opvang niet voldoet aan de wettelijkeeisen die daaraan worden gesteld. Ik bevind mij nog steeds in unit 4 van de SOV omdat men de richtlijnen niet naleeft. Dat heeft voor mij persoonlijk behoorlijke gevolgen. Hierdoor is een conflictsituatie ontstaan die tot eenimpasse in de behandeling heeft geleid. Als tbs-passant heb ik wel extra opleidingsmogelijkheden, maar verder ben ik niets opgeschoten. Inmiddels ligt een verzoek om opheffing van de SOV wat mij betreft voor de hand.
De inrichting dient zich te houden aan de wet- en regelgeving; daaruit vloeien ook voor mij rechten en plichten voort. Momenteel heb ik door de handelwijze van de directeur geen poot om op te staan. Bovendien kan ik niets met hethuidige plan van opvang. Het is echt heel belangrijk dat er een individueel dagprogramma in wordt opgenomen.
Ik ben vrijwillig in de SOV opgenomen. Er is een onderscheid tussen lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid van verslavende middelen. Ik heb er zelf voor gezorgd dat ik ‘clean’ was voordat ik de SOV binnenkwam en ben datoverigens nog steeds. Ik heb onder protest voor het huidige plan van opvang getekend. Ik heb vanaf het eerste begin volgehouden dat het niet klopt en daarom ben ik ook direct in beklag gegaan.

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het plan van opvang wordt in de eerste vier weken van het verblijf van een gedetineerde vastgesteld. Het plan van opvang bestaat uit de hoofdlijnen van klagers behandeling. Het plan van opvang zoals dit door klager ter zitting isovergelegd, is samen met klager opgesteld. Klager heeft daar toen ook voor getekend en niet laten weten dat hij daar problemen mee had. Klager verblijft in een SOV in verband met zijn verslavingsproblematiek. Een plaatsing in de SOVis altijd op last van de Officier van Justitie. Klager ontkent zijn verslavingsproblematiek; hij stelt dat hij slechts lichamelijk afhankelijk is. Als klager had meegewerkt aan de uitvoering van zijn plan van opvang had hij nu al inde derde fase van het programma kunnen zitten. Aan klager is aangeboden om alsnog te starten met het programma. Het plan van opvang voldoet wel aan de eisen die de wet eraan stelt. Het plan van opvang is namelijk voor iederegedetineerde een duiding van de doelstelling, zonder het vaststellen van termijnen en dergelijke.
Ter zitting van de beroepscommissie is het plan van opvang van klager aan de beroepscommissie ter inzage gegeven. Na de zitting is desgevraagd alsnog een afschrift van het plan van opvang aan de beroepscommissie verstrekt metdaarbij tevens een zogenaamd plan van aanpak.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt met betrekking tot onderdeel a) van het beklag dat hetgeen in beroep is aangevoerd – voor zover dat is komen vast te staan – naar haar oordeel niet kan leiden tot een andere uitspraak dan die van debeklagcommissie. Het beroep zal in zoverre derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

De beroepscommissie overweegt met betrekking tot onderdeel b) van het beklag het volgende.
Ingevolge artikel 18a, eerste lid, van de Pbw draagt de directeur zorg dat zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen een maand na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting voor de opvang van verslaafden, zo veel mogelijkin overleg met hem, een plan van opvang wordt vastgesteld.
Artikel 44i Pm bepaalt dat in een plan van opvang in ieder geval worden opgenomen:
a. een diagnose van de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene;
b. een individueel begeleidingsplan;
c. een programma;
d. de voorwaarden die zijn verbonden aan deelneming aan het programma, de afspraken met betrokkene over deelneming daaraan en de gevolgen van het niet nakomen van die afspraken, en
e. de naam van de trajectbegeleider, bedoeld in artikel 44k.
Ingevolge het tweede lid van datzelfde artikel houden de in het eerste lid, onder d), bedoelde afspraken in ieder geval in dat betrokkene zich schriftelijk bereid verklaart deel te nemen aan het programma en te voldoen aan dedaaraan verbonden voorwaarden.

De Nota van Toelichting bij artikel 44i Pm vermeldt onder meer:
„(...) In de eerste plaats is voor de opvang van belang dat een goed beeld beschikbaar is van de lichamelijke en geestelijke toestand waarin betrokkene zich bevindt. Bij de beschrijving daarvan zal gebruik worden gemaakt van de –recente – rapportages die aan het opleggen van de SOV ten grondslag hebben gelegen.
In de tweede plaats wordt op basis van deze diagnose een individueel begeleidingsplan opgesteld. In dit begeleidingsplan komen medische en psychosociale aspecten aan de orde die van belang zijn voor het herstel van betrokkene.
In de derde plaats wordt het programma en zijn onderdelen in de onderscheiden fasen beschreven.
Voor een succesvol verloop van de SOV is nodig dat betrokkene weet wat hem te wachten staat en welke activiteiten hij zal moeten verrichten.
In de vierde plaats dient betrokkene te worden gecommitteerd aan het programma. Daarmee wordt hij gewezen op zijn eigen en de gedeelde verantwoordelijkheid voor de goede uitvoering van het programma. Goede en heldere afspraken eneen bereidheid die afspraken na te komen, bevorderen dat het programma effect kan sorteren.
In de vijfde plaats wordt tot uitdrukking gebracht dat aan deelneming aan het programma voorwaarden zijn verbonden en dat het niet voldoen aan die voorwaarden gevolgen kan hebben. In artikel 44l, vierde lid, wordt nader ingegaan opde algemene en bijzondere voorwaarden, verbonden aan plaatsing in de open fase. Ingevolge het tweede lid van artikel 44i dient betrokkene zich schriftelijk bereid te verklaren mee te doen aan het programma en te voldoen aan dedaaraan verbonden voorwaarden. Zulks kan worden gegoten in een door betrokkene te ondertekenen begeleidingsovereenkomst.
In de zesde plaats wordt vermeld welke trajectbegeleider is belast met de begeleiding van betrokkene.(...)“

Naast het nader in de wet geregelde plan van opvang wordt in de inrichting tevens een zogenaamd plan van aanpak opgesteld. Het plan van aanpak is een nadere concretisering van het plan van opvang en kan worden gezien als eenonderdeel van dat plan. Aan de orde is daarom de vraag of het plan van opvang en het plan van aanpak in onderlinge samenhang voldoen aan de vereisten van artikel 44i Pm. De tekst van artikel 44i Pm maakt duidelijk dat de regelgeveraan de praktijk zware eisen stelt en in de hierboven geciteerde toelichting wordt uiteengezet wat de reden daarvan is.
Het in beroep overgelegde plan van opvang voldoet zonder meer aan de vereisten als bedoeld in artikel 44i onder a en e Pm. Er is een diagnose op basis van de DSM-IV opgenomen en de naam van de trajectbegeleider is vermeld. Onder hetkopje ‘Begeleidingsplan’ staat vermeld dat klager het aspirantenprogramma volgt. Voorts wordt vermeld dat klager betrokken is bij de begeleiding en werkt aan het verkrijgen van structuur, het vergroten van zijn inzichten en hetherstellen van zijn sociaal leven. Daarnaast bevat het plan van aanpak wensen van klager op het terrein van verslaving/ criminaliteit, huisvesting, scholing/ werk, vrijetijdsbesteding, financiën, relaties en gedrag. Telkens wordt ineen bondige zin aangegeven wat klager wil. Aan de voorwaarden van artikel 44i onder b, c en d Pm wordt op deze wijze onvoldoende voldaan. Enige duiding van het individueel begeleidingsplan en het programma wordt in algemene termennog wel gegeven, maar nadere concretisering ontbreekt. Aan het vereiste van artikel 44i onder d Pm wordt in het geheel niet voldaan. Ook het plan van aanpak maakt dit niet anders. In dat plan worden acht problemen van klager benoemden wordt vervolgens in nogal algemene bewoordingen een doel en een actie geformuleerd.
Nu het plan van opvang niet voldoet aan de vereisten van artikel 44i Pm, zal het beklag in zoverre alsnog gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot onderdeel a) van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie vernietigt met betrekking tot onderdeel b) de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij draagt de directeur op om (alsnog) samen met klager een plan van opvang vast te stellen dat voldoet aan de eisen die daaraan in artikel 44i Pm worden gesteld.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. drs. A. Rook , leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 24 februari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven