Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4076/GB, 18 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:18-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/4076/GB

Betreft: [klager] datum: 18 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J-L.A.M. Le Cocq d’Armandville, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 december 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1 Klager was sedert 19 januari 2016 gedetineerd. Sinds 6 oktober 2016 verbleef hij
in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Hoogvliet. Op 19
oktober 2016 heeft de directeur van de locatie Hoogvliet klager aangeboden voor
herselectie. Op dezelfde dag is klager geselecteerd voor de p.i. Krimpen aan den
IJssel. Klager is op 13 januari 2017 vervroegd in vrijheid gesteld.

2.2 Bij uitspraak van 28 maart 2017, met nummers Ho2016-319, 320, 343 en 344,
van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet te Rotterdam, is klagers beklag
betreffende een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie wegens een positieve urinecontrole ongegrond verklaard (Ho2016-319). Het beklag betreffende de overplaatsing door de directeur
van de z.b.b.i. naar het h.v.b. van de locatie Hoogvliet, het niet opvolgen van het toegewezen schorsingsverzoek en de plaatsing in het basisprogramma is gegrond verklaard (320, 343 en 344).

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Aan de terugplaatsing van de z.b.b.i. Hoogvliet naar de p.i. Krimpen aan den IJssel lag een positieve urinecontrole ten grondslag. Klager is bij deze urinecontrole niet gewezen op de mogelijkheid een herhalingsonderzoek te laten uitvoeren. Hij heeft
hierom wel verzocht, zowel in de z.b.b.i. als in de p.i., maar daaraan werd geen gehoor gegeven. Klager werd direct teruggeplaatst. Klager is het nog steeds niet eens met de uitslag van de urineonderzoek. Klagers recht op een herhalingsonderzoek van
artikel 6, eerste lid, van de Regeling urinecontrole p.i., is hem ontnomen en uit dien hoofde is ook geen informatie hierover bekend. Hiertegen zijn beklagen ingediend. In reactie op de te behandelen klachten heeft de directeur reeds voor de zitting de
fouten erkend. Hiervoor wordt verwezen naar zijn schriftelijke reactie. Ook is een schorsingsverzoek toegewezen, omdat de directeur niet bevoegd is klager terug te plaatsen. Aan deze uitspraak is overigens geen gehoor gegeven. De directeur maakte
meteen
een selectieadvies op. Er is gehandeld in strijd met artikel 8, derde lid, van de Regeling urinecontrole p.i. Een terugplaatsing mag nooit plaatsvinden in verband met de opschortende werking naar aanleiding van het herhalingsonderzoek. Klager vermoedt
dat geen herhalingsonderzoek heeft plaatsgevonden, maar hij is ervan overtuigd dat het herhalingsonderzoek voor hem een positieve uitslag zou opleveren. De beslissing tot plaatsing in de p.i. Krimpen aan den IJssel had nooit mogen plaatsvinden. Klager
heeft een aanzienlijk aantal vrijheden moeten mislopen en zo is ten onrechte de mogelijkheid tot resocialisatie ontnomen. Verzocht wordt een compensatie toe te kennen voor de gehele periode van de terugplaatsing tot aan de einddatum van de detentie.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In beroep worden dezelfde gronden aangevoerd als in bezwaar. Klager is positief bevonden op het gebruik van cocaïne. Op basis hiervan heeft de directeur besloten klager in te sluiten in het h.v.b. van de locatie Hoogvliet. Op 19 oktober 2016 is klager
voor selectie aangeboden voor plaatsing in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap. Op 19 oktober 2016 is beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel. In de beroepsprocedure is toegelicht dat
voorafgaand
aan de selectiebeslissing fouten zijn gemaakt en dat een schorsingsverzoek deels is toegewezen. Op basis van de informatie van de directeur in het selectieadvies is beslist klager terug te plaatsen in de p.i. Krimpen aan den IJssel. Tijdens de
behandeling van het bezwaar is naar voren gekomen dat klager heeft verzocht om een herhalingsonderzoek. Ook is op 14 oktober 2016, lopende de behandeling van het bezwaar, een nieuwe urinecontrole afgenomen, omdat klager vreemd gedrag vertoonde. De
uitslag hiervan gaf het gebruik van cocaïne (een hogere waarde dan gemeten op de controle van 9 oktober 2016), opiaten en cannabis aan. Op basis van deze informatie is een juiste beslissing genomen. Hetgeen is aangevoerd met betrekking tot de overige
zaken rondom de (eerste) urinecontrole en selectie, dient tot de directeur gericht te worden.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen (z.b.b.i.) of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in
geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste
gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing gedetineerden met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. In het selectieadvies van 19 oktober 2016 staat dat klager positief heeft gescoord op cocaïnegebruik bij een urinecontrole van 9 oktober 2016. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift is gebleken dat op 14 oktober 2016 een nieuwe
urinecontrole is afgenomen. Bij deze controle heeft klager, behalve op cocaïne, ook positief gescoord op opiaten en cannabis. De selectiefunctionaris heeft gezien het vorenstaande in redelijkheid kunnen beslissen dat klager niet geschikt was voor
terugplaatsing naar een z.b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit bestaande uit
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten,
leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 april 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven