Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1180/GB, 13 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/1180/GB

Betreft: [klager] datum: 13 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 maart 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 18 april 2017 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 16 maart 2017 is klager opgeroepen zich op 18 april 2017 te melden in de p.i. Arnhem voor het ondergaan van 28 dagen gevangenisstraf. Op 24 maart 2017 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 31 maart 2017 ongegrond is verklaard.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager kon niet bij de zitting aanwezig zijn, omdat hij de dagvaarding te laat heeft ontvangen. Klager huurt een bovenwoning. Deze woning is onderdeel van een partycentrum en klager krijgt zijn post
door de huurder van het partycentrum aangereikt. De post waarbij de dagvaarding met datum 26 november 2016 zat en ook de brief betreffende de mededeling voorwaardelijke veroordeling van 13 maart 2017, heeft klager pas op 15 maart 2017 van de huurder
van
het partycentrum ontvangen. De verhuurder had klagers post wel bewaard, maar gaf deze pas mee, nadat klager een openstaande rekening had voldaan. De post is bewust achtergehouden. Hierdoor was klager niet bij de zitting van 21 februari 2017. De
verhuurder heeft spijt van zijn actie gezien de gevolgen en is bereid dit te verklaren. Bij een detentie zal klager failliet gaan en in nog grotere problemen komen. Ook zal klager zijn dochtertje niet meer zien, waar hij al twee jaar ervoor vecht haar
weer te zien. Klager begrijpt dat hij een straf opgelegd heeft gekregen. Klager wil zijn straf graag in de winter uitzitten. Klagers vader heeft ontslag genomen, zodat hij voor klager kan rijden en klager zijn werk kan doorzetten. Klager loopt bij de
reclassering en heeft dus al toezicht. Klager geeft aan samen met zijn raadsman een mondelinge toelichting over de gronden te willen geven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Zoals blijkt uit de aanwijzing van het Openbaar Ministerie (OM) over het uitstelbeleid, kan een verzoek tot uitstel om verschillende redenen worden toegekend. Voorop
staat echter de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Daarom wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. Dit geldt ook voor klager. Het beroep van klager vloeit voort uit het feit dat hij het niet eens is met het
opgelegde vonnis. De selectiefunctionaris is niet bevoegd vonnissen te wijzigen of anderszins aan te passen en is alleen opdrachtnemer van het OM als het gaat om de executie. Beslissingen over wijzigingen in een onherroepelijk vonnis vallen onder de
verantwoordelijkheid van het OM. Het OM heeft via het CJIB aan de selectiefunctionaris een onherroepelijk vonnis aangeboden, waarvoor klager is opgeroepen zich te melden. Klager is geadviseerd bezwaar in te dienen bij het OM. Hierbij kan tevens een
verzoek worden ingediend de executie van het vonnis te schorsen tot het bezwaar is behandeld; het is onbekend of klager hieraan gevolg heeft gegeven. Hoewel het beroep dieper ingaat op klagers problematiek (waarvan overigens geen bewijsstukken zijn
overgelegd) laat dit onverlet dat een onherroepelijk vonnis in opdracht van het OM ten uitvoer dient te worden gebracht.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om thans op het beroep te beslissen. Het verzoek om een mondelinge behandeling van het beroep zal daarom worden afgewezen.

4.2. De gevangenis van de p.i. Arnhem is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.4. De beroepscommissie is van oordeel dat klager onvoldoende heeft onderbouwd dat hij bij het ondergaan van de aan hem opgelegde gevangenisstraf failliet zal gaan en hij zijn dochtertje niet meer zal zien. Daarnaast bestaat geen twijfel over de
noodzaak tot tenuitvoerlegging van de 28 dagen gevangenisstraf. De selectiefunctionaris heeft mogen uitgaan van de juistheid van wat het CJIB hem heeft verzocht. De selectiefunctionaris merkt terecht op dat wanneer klager het niet eens is met het aan
hem opgelegde vonnis, hij zich dient te wenden tot het OM. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 13 april 2017

secretaris voorzitter

Naar boven