Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0505/GB, 11 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:11-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/505/GB

Betreft: [Klager] datum: 11 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 februari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot intrekking van de beslissing tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) van 30 december 2016 ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 24 juli 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel. Vanuit deze inrichting is hij op 30 december 2016 geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 11 januari 2017 is de
beslissing tot deelname aan een p.p. ingetrokken. Op 17 januari 2017 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Nieuwegein, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op 14 maart 2017 is klager in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zou op 9 januari 2017 betrokken zijn geweest bij een incident waarbij de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting is verstoord. Naar aanleiding van dit incident is hij disciplinair gestraft. Daartegen heeft hij een klacht ingediend bij de
Commissie van Toezicht van de p.i. Krimpen aan den IJssel. De klacht is, mede vanwege klagers overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein, nog niet inhoudelijk behandeld. Klager betwist niet dat hij bij het incident betrokken was. Hij heeft echter geen
actieve handelingen verricht en is door medegedetineerden onder druk gezet. De selectiefunctionaris heeft geen inhoudelijk oordeel gegeven over klagers – al dan niet verwijtbare – betrokkenheid bij het incident, maar is uitgegaan van de informatie van
de inrichting. Daarenboven heeft de selectiefunctionaris het incident van 9 januari 2017 van doorslaggevende waarde geacht, terwijl ingevolge artikel 7, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) het gehele detentieverloop bij het oordeel omtrent
de
geschiktheid voor deelname aan een p.p. dient te worden betrokken. Kort voor voornoemd incident, op 30 december 2016, is klager nog geschikt bevonden voor deelname aan een p.p.
Namens klager is om een financiële tegemoetkoming verzocht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft de selectiefunctionaris verzocht de beslissing tot deelname aan een p.p. van 30 december 2016 in te trekken naar aanleiding van een incident op 9 januari 2017, dat in het selectieadvies uitvoerig is
beschreven.
Met betrekking tot hetgeen klager heeft aangevoerd over zijn betrokkenheid bij het incident en het feit dat hij door medegedetineerden onder druk zou zijn gezet, stelt de selectiefunctionaris dat het verhaal van klager in beroep afwijkt van wat hij in
bezwaar heeft aangevoerd. Voorts heeft klager geen namen willen noemen van de medegedetineerden die hem onder druk zouden hebben gezet.
Op basis van het incident van 9 januari 2017 en klagers betrokkenheid daarbij acht de selectiefunctionaris klager niet langer geschikt voor deelname aan een p.p.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels in vrijheid is gesteld, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen, nu namens klager om een financiële tegemoetkoming is verzocht.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Pm zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel komt naar voren dat op 9 januari 2017 een incident heeft plaatsgevonden waarbij klager zich, tezamen met acht medegedetineerden, in de recreatieruimte heeft ingesloten
door daarvan de deuren te barricaderen, en heeft geweigerd naar zijn cel terug te keren. Teneinde aan deze situatie een einde te maken zijn het Interne Bijstandsteam en leden van de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid de recreatieruimte
binnengedrongen. Het incident heeft veel schade veroorzaakt en heeft de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting ernstig verstoord. Gelet op de ernst van dit incident heeft de selectiefunctionaris de beslissing tot deelname aan een p.p. van 30
december 2016 in redelijkheid kunnen intrekken. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de druk die medegedetineerden op hem zouden hebben uitgeoefend, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu hij dit onvoldoende heeft onderbouwd.

4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 11 april 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven