Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3844/GA, 27 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3844/GA

betreft: [klager] datum: 27 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.E. Hok-a-Hin, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 november 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.E. Hok-a-Hin, en [...], juridisch medewerker van de p.i. Achterhoek. Hierbij was aanwezig [...], stagiaire
van
de p.i. Achterhoek.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft het handelen van de casemanager (OH2016-212 onderdeel b)

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklagonderdeel b op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De kern is dat klagers fasering vanaf het begin al verkeerd is gegaan. Klager kreeg eerst een casemanager van de ISD aangewezen. Die casemanager vertelde klager dat hij niet voor fasering in aanmerking kwam. Klager vroeg om een andere casemanager en
die
was ook niet goed op de hoogte van de faseringsmogelijkheden. In totaal heeft klager vier verschillende casemanagers gehad. Klager zou vanaf 2 april 2016 voor een zogenoemd gestapeld traject in aanmerking komen. Door nalatigheid van de p.i. is dit niet
doorgegaan. Klager had al een werkgever, maar die kon niet langer wachten. Klager zou als chauffeur werkzaam zijn voor een vleesbedrijf. Op 4 mei 2016 heeft klager gesproken met Tactus in het kader van de benodigde reclasseringsrapportage. Klager kon
uiteindelijk pas op 14 november 2016 faseren. Hij zoekt nu werk. De raadsvrouw heeft reeds in een eerder stadium aangegeven dat de openstaande strafzaak niet onherroepelijk zou zijn voor de v.i.-datum. Klager heeft van zijn mentor gehoord dat het
Openbaar Ministerie (OM) van Arnhem niet kon informeren over de openstaande strafzaak, maar het OM van Den Bosch stond positief tegenover het faseringsverzoek. Klager heeft op advies van zijn raadsvrouw niet zelf een faseringsverzoek aan de
selectiefunctionaris gedaan, omdat de benodigde inrichtingsrapportages niet gereed waren. Zelfs na de beklagzitting is de detentiefasering niet goed opgepakt.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft op 11 maart 2016 verzocht om fasering. Het m.d.o. heeft dit verzoek besproken op 20 april 2016. De p.i. was positief, maar het OM heeft in eerste instantie gereageerd dat er nog een strafrestant was van 45 maanden en dat klager pas in de
laatste 18 maanden van zijn detentie in aanmerking komt voor fasering. Hierover was onduidelijkheid en op het verzoek om opheldering in verband met de openstaande strafzaak is niet gereageerd door het OM. Er bestond veel onduidelijkheid over deze
openstaande strafzaak. De p.i. heeft – nadat op rappels richting het OM niet gereageerd werd – het faseringsverzoek toch doorgestuurd naar de selectiefunctionaris. Op 8 juli 2016 heeft de selectiefunctionaris klagers faseringsverzoek afgewezen, omdat
het reclasseringsrapport onvolledig was. Dit kan de p.i. niet worden verweten. Dat de mentor wel op de hoogte was van het OM-advies, is niet bekend. Klager ging op 21 oktober 2016 met verlof en daarna heeft de selectiefunctionaris klager wel voor
fasering in aanmerking laten komen. Dit is gebeurd op 14 november 2016. Er is thans nog steeds onduidelijkheid over de openstaande strafzaak.

3. De beoordeling
Het handelen, nalaten daaronder begrepen, van personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn taak, moet behoudens puur feitelijk handelen, in beginsel worden gezien als handelen van of namens de directeur waartegen beklag
openstaat
op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Het beklag ziet op vertraging in de aanvraag van klagers detentiefasering door toedoen van de verschillende casemanagers. Nu een adequate afhandeling van een verzoek om fasering ook onder de
taakomschrijving van de casemanagers valt, valt het beklag hieromtrent ook onder het bereik van artikel 60 van de Pbw. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in
beklagonderdeel b.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. Niet weersproken is dat klager in aanmerking kwam voor detentiefasering vanaf 2 april 2016. Hiertoe heeft hij een verzoek gedaan op 11 maart 2016. Dat verzoek is besproken in het m.d.o. op 20 april
2016. Het m.d.o. heeft klagers verzoek niet doorgestuurd naar de selectiefunctionaris omdat onduidelijkheid bestond over de openstaande strafzaak.
Gezien het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat de casemanager het OM heeft verzocht om informatie over de openstaande strafzaak en dat hierover is gerappelleerd. Klagers raadsvrouw heeft hierop contact opgenomen met de
casemanager en uitgelegd wat de stand van zaken is in die strafzaak. Op 4 mei 2016 heeft klager een gesprek gehad met reclasseringsmedewerkers. Op 8 juli 2016 is klagers verzoek om fasering afgewezen, omdat het reclasseringsrapport niet volledig was.
De beroepscommissie is van oordeel dat de casemanager niet voldoende voortvarend heeft gehandeld bij klagers detentiefasering. Zo had eerst meer actief geïnformeerd kunnen worden bij het OM over de openstaande strafzaak. Daarna had de casemanager de
reclassering meer actief kunnen benaderen over het reclasseringsrapport. De beroepscommissie zal het beroep en het onderliggende beklag gegrond verklaren. Nu de vertraging niet meer ongedaan te maken is, acht de beroepscommissie termen aanwezig om een
tegemoetkoming toe te kennen. De tegemoetkoming wordt gematigd, omdat klager zelf ook een faseringsverzoek kon doen op grond van artikel 18 van de Pbw, waardoor zijn verzoek eerder bij de selectiefunctionaris bekend was en daarop eerder kon worden
beslist.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in beklagonderdeel b en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming
toekomt
van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. F. Boer en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 27 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven