Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4221/TA, 4 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4221/TA

betreft: [klager] datum: 4 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend namens

het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen de uitspraak van 19 december 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, voor zover daarbij aan [...], verder te noemen klager, een tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en het hoofd van de inrichting om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft klager, vanwege de gegrondverklaring van zijn beklag betreffende het te weinig uitbetaald krijgen van voedingsgeld, een tegemoetkoming toegekend van
€ 2,55 per dag, over de periode gelegen tussen de dag waarop klager voor het eerst voor zichzelf is gaan koken en de dag vanaf welke klager het juiste voedingsbedrag heeft ontvangen; een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven
(Me 2016-183).

2. De standpunten van het hoofd van de inrichting en klager
Namens het hoofd van de inrichting is het beroep als volgt toegelicht. Het hoofd van de inrichting kan zich ermee verenigen dat de beklagrechter de hoogte van de tegemoetkoming heeft vastgesteld op € 2,55 per dag. Het hoofd van de inrichting kan zich
daarentegen niet verenigen met de periode waarover klager naar het oordeel van de beklagrechter een tegemoetkoming dient te ontvangen. Volgens het hoofd van de inrichting dient klager gecompenseerd te worden over de periode vanaf het moment van
indienen
van het klaagschrift, rekening houdende met de beklagtermijn van zeven dagen, tot aan het moment waarop aan klager het juiste voedingsbudget werd verstrekt. De tegemoetkoming dient derhalve (€ 2,55 x 93 dagen =) € 237,= te bedragen. Een en ander is in
lijn met de jurisprudentie van de beroepscommissie; RSJ 22 april 2016, 16/376/TA.

Namens klager is in beroep meegedeeld dat klager zich kan verenigen met de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat het beroep niet is gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag door de beklagrechter, maar enkel betrekking heeft op de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming. Namens het hoofd van de inrichting is
meegedeeld dat het hoofd van de inrichting zich kan verenigen met de vaststelling door de beklagrechter van een tegemoetkoming van € 2,55 per dag. In beroep staat enkel ter beoordeling de vraag over welke periode klager een tegemoetkoming (van € 2,55
per dag) dient te krijgen.

De beroepscommissie is, gelet op haar eerdere uitspraken RSJ 22 april 2016, 16/376/TA (bij vergissing is in deze uitspraak verwezen naar artikel 58, zevende lid, Bvt in plaats van naar het vijfde lid) en RSJ 13 februari 2017, 16/3814/TA, anders dan de
beklagrechter van oordeel dat de periode waarover tegemoetkoming dient te worden toegekend ingaat op de datum die is gelegen zeven dagen vóór de datum van het klaagschrift, tot aan de dag waarop klager het juiste voedingsbudget werd verstrekt. Deze
periode gaat dus in op 21 juli 2016 en eindigt op 28 oktober 2016; en beslaat daarom 99 dagen.

Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager een lagere tegemoetkoming toekomt dan door de beklagrechter is bepaald. De beroepscommissie zal dan ook het beroep van de inrichting gegrond verklaren en de uitspraak van de
beklagrechter, voor zover daartegen beroep is ingesteld, vernietigen. Zij bepaalt de hoogte van de tegemoetkoming op (€ 2,55 x 99 =) € 252,45.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 252,45.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 april 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven