Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4099/JA, 29 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4099/JA

betreft: [klager] datum: 29 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak van 7 november 2016 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op 1 februari 1999, verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 maart 2017, gehouden in de rechtbank te Utrecht, zijn gehoord [...], manager primair proces, en [...], jurist, alsmede mr. E.M. van Schaik, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. J. Gunning.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt en afstand van horen gedaan.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde
Het beklag betreft de beslissing tot intrekking van verlof op 2 oktober 2016 (TE 2016/330).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 5,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft ten onrechte een oordeel uitgesproken over de intrekking van het verlof. Het klaagschrift is blijkens de daarin opgenomen tekst alleen gericht tegen de op 1 oktober 2016 aan klager opgelegde ordemaatregel. De intrekking van het
verlof van 2 oktober 2016 is in het klaagschrift alleen genoemd ter onderbouwing van de bezwaren tegen die ordemaatregel. De beoordelingsruimte voor de beklagcommissie was daarmee beperkt tot de rechtmatigheid van de ordemaatregel.
Voor het geval de beroepscommissie tot het oordeel komt dat het beklag ook betrekking heeft op de intrekking van het verlof, wordt het standpunt ingenomen dat het verlof kon worden ingetrokken. Het is overduidelijk dat vanwege het ernstige incident op
1
oktober 2016 en het onderzoek naar de rol daarbij van de jongeren, onder wie klager, het verlof van klager de volgende dag niet kon doorgaan. De handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting was in het geding en niet duidelijk was of klager
zich
tijdens zijn verlof aan de verlofvoorwaarden zou houden. De wet maakt duidelijk onderscheid in de beklaggronden en om die reden is van elke genomen beslissing een schriftelijke mededeling opgesteld en aan klager uitgereikt. De schriftelijke mededeling
van de verlofintrekking is niet opgemaakt vanwege het klaagschrift van 5 oktober 2016. Het beklagformulier is op 12 oktober 2016 via de beklagcommissie door de inrichting ontvangen.
Het kantoor van de groepsleiding bevindt zich op de groep. Uit het verrichte onderzoek naar het incident is naar voren gekomen dat twee jongens van klagers afdeling, niet klager, de kruiden naar de groepsleiding hebben gegooid.

Namens klagers is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In het klaagschrift en ter zitting van de beklagcommissie is duidelijk naar voren gekomen dat het beklag ook gaat over de omstandigheid dat het verlof op 2 oktober 2016 is ingetrokken. De intrekking van verlof is niet slechts als onderbouwing van het
bezwaar tegen de op 1 oktober 2016 opgelegde ordemaatregel opgenomen, maar echt als omstandigheid aangevoerd. Heel formalistisch bekeken blinkt het klaagschrift niet uit in duidelijkheid, maar ter zitting van de beklagcommissie is de omvang van het
beklag duidelijk verwoord. Klager wist op het moment van oplegging van de ordemaatregel dat hij de volgende dag niet op verlof zou gaan en heeft daarom niet een apart beklagformulier over verlofintrekking ingediend. Door de ordemaatregel was het verlof
al ingetrokken. De schriftelijke mededeling is pas uitgereikt op het moment van het indienen van het klaagschrift. Daaruit blijkt dat de schriftelijke mededeling van de verlofintrekking pas achteraf is opgesteld.
Klager stelt dat hij niets te maken had met het incident van 1 oktober 2016. Hij vindt het onredelijk dat hij enigszins onder druk is gezet en een schrijfopdracht moest maken.
Het feit dat klager tijdens het horen over de oplegging van de ordemaatregel heeft gezegd dat hij niet wist dat “dit kon gebeuren van kruiden”, duidt niet op betrokkenheid van klager. Klagers verklaring “ik snitch niet” duidt daar evenmin op en komt
meer voort uit de cultuur dat jongeren medewerkers niet helpen.

3. De beoordeling
In het klaagschrift van 5 oktober 2016, dat door klagers raadsman namens klager is ingediend, staat het volgende vermeld:
“Dit klaagschrift richt zich tegen de beslissing (...) van 1 oktober 2016, inhoudende de aan klager opgelegde ordemaatregel waarbij klager op zijn kamer is geplaatst en is uitgesloten van activiteiten zolang een onderzoek loopt naar een incident dat zou
hebben plaatsgevonden op 1 oktober 2016. (...) Klager ontkent ten stelligste dat hij iets te maken heeft met dit incident. Desondanks wordt klager nu zwaar gestraft voor een feit waar hij niet bij was betrokken. Op zondag 2 oktober 2016 stond een
verlofdag van klager gepland. Door zijn insluiting in het kader van de ordemaatregel is dit verlof ingetrokken. (...). Nu klager betwist op enige wijze te zijn betrokken geweest bij het incident en er desondanks grote gevolgen zijn vermeende
betrokkenheid
worden verbonden, wens klager zijn beklag te doen over de oplegging van de ordemaatregel. Ik verzoek u de klacht in behandeling te nemen, het beklag gegrond te verklaren en de beslissing van de directeur van 1 oktober 2016 te vernietigen”.

Er is verder door klagers raadsman of klager zelf niet apart een klaagschrift ingediend tegen de beslissing tot intrekking van verlof binnen de daarin genoemde termijn van acht dagen.

Ook blijkens de in de uitspraak van de beklagcommissie onder het standpunt van klager opgenomen verklaringen van klager en zijn raadsman wordt geklaagd over de op 1 oktober 2016 opgelegde ordemaatregel; het gevolg van de ordemaatregel, namelijk de
intrekking van het verlof op 2 oktober 2016, is niet betwist.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan daarom niet worden geoordeeld dat het beklag bedoeld was ook te zijn gericht tegen de beslissing het verlof van 2 oktober 2016 in te trekken. Zij zal daarom het beroep op deze grond gegrond verklaren.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat wel begrijpelijk is dat de intrekking van het verlof van 2 oktober 2016 het gevolg is van de ordemaatregel die op 1 oktober 2016 is opgelegd teneinde onderzoek te doen naar de rol van de jongens van de groep,
onder
wie klager, bij bedoeld incident.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, prof. Dr. F. Boer en mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 29 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven