Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0178/GB, 27 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/178/GB

Betreft: [Klager] datum: 27 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 januari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 17 augustus 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen. Bij beslissing van 22 december 2016 is hij geselecteerd voor overplaatsing naar de gevangenis van de p.i. Almelo, waar een regime van
beperkte gemeenschap geldt. Op 8 februari 2017 is klager in de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG) van de p.i. Vught geplaatst.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager betwist dat hij inrichtingspersoneel heeft geschoffeerd, gekleineerd en uitgescholden, zodat van een onwerkbare situatie tussen hem en het inrichtingspersoneel sprake zou zijn. Hetgeen het selectieadvies hieromtrent stelt is onvoldoende
feitelijk
onderbouwd. Bovendien is klager nimmer disciplinair gestraft voor het vertonen van voornoemd gedrag, terwijl dit – gelet op het gestelde structurele karakter van het gedrag – in de rede had gelegen.
Voor zover wordt gesteld dat klager betrokken zou zijn bij handel in contrabande, geldt eveneens dat klager hiervoor niet disciplinair is gestraft. Uit een intern onderzoek zou blijken dat medegedetineerden geld zouden overmaken naar klagers broer en
dat bij hen contrabande is aangetroffen. Stukken betreffende dit onderzoek zijn door de directeur van de locatie Esserheem of door de selectiefunctionaris niet overgelegd. Voorts is niet gebleken dat klager hierbij zelf betrokken zou zijn geweest.
Klager wenst te worden overgeplaatst naar de gevangenis van het Justitieel Complex Zaanstad. Namens hem wordt om een financiële tegemoetkoming verzocht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Blijkens het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem is klager op 25 februari 2016 intern naar een andere afdeling overgeplaatst vanwege een onwerkbare situatie tussen hem en het inrichtingspersoneel. Ook zou hij op 14 februari 2016
een
confrontatie met een medegedetineerde hebben gehad. Klager schoffeert en intimideert het inrichtingspersoneel. De interne overplaatsing en verscheidene gesprekken die met klager over zijn gedrag zijn gevoerd hebben niet tot een verbetering van zijn
gedrag geleid. Voor zover klager stelt dat hij hiervoor niet disciplinair is gestraft, meent de selectiefunctionaris van de juistheid van het selectieadvies, waarin klagers gedrag is beschreven, te kunnen uitgaan. Hieruit blijkt onder meer dat
gesprekken met klager over zijn gedrag de voorkeur hadden, hetgeen een verklaring zou geven voor het uitblijven van disciplinaire sancties.
Voor zover klager aanvoert dat hij niet disciplinair is gestraft voor de veronderstelde betrokkenheid bij handel in contrabande, meent de selectiefunctionaris dat, hoewel klagers betrokkenheid niet kan worden bewezen, het vermoeden hiertoe op basis van
het selectieadvies voldoende aannemelijk is. Hierin is beschreven dat uit intern onderzoek is gebleken dat verscheidene gedetineerden bij wie contrabande is aangetroffen, geld naar klagers broer hebben overgeboekt. Tevens bleek dat klager geregeld geld
op zijn rekening gestort kreeg van een vriend van klagers broer, die klager samen met klagers broer in de inrichting bezoeken bracht. Klagers aanwezigheid brengt de orde, rust en veiligheid binnen de locatie Esserheem in gevaar.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager thans niet meer in de gevangenis van de p.i. Almelo verblijft, zal de beroepscommissie inhoudelijk op het beroep beslissen, nu namens klager om een financiële tegemoetkoming is verzocht.

4.2. De gevangenis van de p.i. Almelo is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.4. De beroepscommissie stelt vast dat het dossier onvoldoende gegevens bevat op grond waarvan kan worden aangenomen dat klager betrokken is geweest bij invoer van contrabande en daarvoor is bestraft. De reden van klagers overplaatsing is evenwel
gelegen in de onwerkbaarheid met klager in verband met zijn gedrag en opstelling.
Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem komt naar voren dat klager verbaal agressief is tegen medegedetineerden en het inrichtingspersoneel. Hij zou inrichtingsmedewerkers uitschelden en intimideren. Vanwege de onwerkbare
situatie die hierdoor is ontstaan is klager op 25 februari 2016 intern naar een andere afdeling binnen de locatie Esserheem overgeplaatst. Blijkens het selectieadvies heeft de interne overplaatsing niet tot een verbetering van klagers gedrag geleid. De
directeur heeft naar aanleiding van het voornoemde verzocht klager over te plaatsen naar een andere inrichting.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de bij het selectieadvies gevoegde detentiehistorie en de vijf in 2016 aan klager opgelegde disciplinaire straffen en maatregelen. De beroepscommissie acht, gezien de gegevens in het dossier en de standpunten
zoals hiervoor weergegeven, voldoende aannemelijk dat klager de orde, rust en veiligheid binnen de locatie Esserheem dusdanig heeft verstoord dat een voorzetting van zijn verblijf aldaar niet wenselijk was.

4.5. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 27 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven