Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0340/GB, 27 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/340/GB

Betreft: [klager] datum: 27 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 januari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de locatie Scheveningen afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 3 februari 2016 gedetineerd. Hij verblijft in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1 Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Hij is van mening dat hij niet ziek is en dat er bij hem geen psychische problemen zijn gediagnosticeerd. Hij hoort daarom niet thuis in een PPC. In januari 2017 heeft zich een incident voorgedaan en daarbij is klager slecht behandeld door het
personeel. Hij is toen mishandeld en gewurgd. Ook in april 2016 was sprake van een incident. Klager denkt dat het personeel van het PPC in Vught hem niet met rust zal laten. Hij wil graag rust en daarom heeft hij in zijn beroep verzocht om een
overplaatsing naar Sittard, waar hij eerder heeft verbleven.

3.2 In een aanvulling op het selectieadvies van de p.i. Vught van 23 januari 2017 met de aanhef “Antwoord aan IZ” had klager ook overplaatsing verzocht en als gewenste locatie opgegeven de PPC Haaglanden omdat die dicht bij de zee is gelegen. De
primaire wens van klager, zowel in zijn verzoek als in beroep, is evenwel dat hij wordt overgeplaatst naar een andere locatie, niet een PPC, maar in ieder geval niet langer hoeft te verblijven in PPC Vught. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing
van
genoemd verzoek als volgt toegelicht.

3.3 Klager heeft overplaatsing gevraagd naar een andere inrichting. Na de uitleg waar zich PPC’s bevonden, gaf hij de voorkeur aan het PPC in Scheveningen. De directeur heeft negatief geadviseerd op het verzoek van klager. In het belang van klager
dient de behandeling in het PPC te worden voortgezet. In het beroep heeft klager gevraagd om plaatsing in een reguliere inrichting. Gelet op de rapportage en indicatiestelling, behoort klager volgens de selectiefunctionaris geplaatst te worden in een
PPC. Het beroep zou daarom ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1 In beroep heeft klager verzocht te bepalen dat hij naar de gevangenis van de locatie Sittard zal worden (over)geplaatst. In zijn verzoek om overplaatsing gaf klager aan dat hij naar PPC Scheveningen wilde.
Hoewel er op het eerste gezicht geen consistentie is tussen het verzoek en het beroep stelt de beroepscommissie vast dat klager de Nederlandse taal niet machtig is en zijn standpunten heeft doen verwoorden door functionarissen binnen de inrichtring,
waarbij als primaire wens van klager naar voren is gebracht, dat hij -met verwijzing naar verstoorde verhoudingen aldaar- om overplaatsing vanuit Vught naar elders vraagt, primair naar een reguliere gevangenis omdat klager in zijn opvatting niet ziek
is
en secundair een ander PPC. De beroepscommissie zal het verzoek en het beroep dan ook opvatten als gericht op overplaatsing uit PPC Vught.

4.2 Nu uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris blijkt van een indicatiestelling van klager voor plaatsing in een PPC en nu, gelet op het in het dossier toegevoegde advies van de directie van PPC Vught, aldaar een medicatie- en behandel
traject gaande is, komt klager, alleen al om die reden, niet in aanmerking voor plaatsing in een regulier gevangenisregime.

4.3 Voor zover klager zich niet kan verenigen met de afwijzing van het verzoek om overplaatsing naar een ander PPC, is van belang dat hij verwijst naar incidenten en een slechte verhouding met het personeel van de inrichting.
De beroepscommissie oordeelt echter dat concrete feiten of omstandigheden die een overplaatsing zouden kunnen rechtvaardigen niet zijn aangevoerd noch aannemelijk zijn geworden, terwijl in het selectieadvies en de indicatiestelling wordt aangegeven dat
verzoeker het meest is gebaat bij een verder verblijf in het PPC van de p.i. Vught.

De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven