Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4242/GA en 17/0218/GA, 6 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummers: 16/4242/GA en 17/218/GA

Betreft: [klager] datum: 6 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. L.M.F. Aarts en mr. D.N.A. Brouns, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen op 22 december 2016 en 20 januari 2016 genomen beslissingen van de directeur van het FPC Veldzicht te Balkbrug,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Lelystad, zijn gehoord klager, [...], de behandelend psychiater, en [...], juridisch medewerker van het FPC Veldzicht.
Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft per e-mail laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en daarbij verzocht om aanhouding van de behandeling.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
Het beroep betreft de beslissing van 22 december 2016, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling)
(16/4242/GA) en de beslissing van 20 januari 2017, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling voor de duur van drie maanden (17/218/GA).

2. De standpunten
Klager heeft aangegeven dat hij de beroepen zelf ter zitting toelicht en hij wil dat snel beslist wordt op de beroepen. Hij ondersteunt het aanhoudingsverzoek van zijn raadsvrouw niet.
Klager heeft de beroepen als volgt toegelicht. De detentie verliep goed. Klager deed zijn best op de arbeid en er was niets bijzonders aan de hand. Toch wilde de psychiater per se met klager praten. Klager heeft slechte ervaringen in het contact met de
psychiater en daarom wilde hij geen contact. Het verhaal is door de psychiater verdraaid en nu krijgt klager dwangmedicatie toegediend. Klager is in strijd met het personeel. Hij is er zeker van dat hij wordt bedwelmd. Zo ervaart klager hartkloppingen
en paniekaanvallen. Door de dwangmedicatie voelt klager zich niet beter. Klager merkt dat het personeel nog steeds tegen hem is. Zij hebben macht over klager. Dit is in alle PPC inrichtingen het geval, behalve in het PPC Zwolle. Klager krijgt onnodig
medicatie toegediend. Er is geen samenwerking met het personeel. Klager herkent zich niet in het verhaal van de psychiater. Als klager slecht behandeld wordt, dan gaat hij in honger- en dorststaking. Dit doet hij uit wanhoop. Klager had vijf dagen niet
gegeten en gedronken, maar het protocol was niet gestart, terwijl hij naar het JMC overgebracht zou moeten worden. Klager vond het heel zwaar om met de decemberfeestdagen in afzondering te verblijven. Klager vertrouwt de onafhankelijk psychiater niet.
Hij heeft alleen negatieve ervaringen met hem vanuit het verleden. Klager geeft verder aan dat dwangmedicatie alleen in een uiterst geval toegepast mag worden. Het klopt dat klager nu eet en drinkt.

Namens de directeur zijn de bestreden beslissingen als volgt toegelicht.
Bij binnenkomst was klager goed in contact. Bij klager is sprake van een situatie die zich telkens herhaalt. Klager krijgt medicatie voorgeschreven en op een gegeven moment neemt hij de medicatie niet trouw in. Bij klager is gemerkt dat de
bloedspiegelwaarde daalde en tegelijkertijd werd het contact met het personeel minder. Naar aanleiding van de bloedwaarden is het gesprek aangegaan met klager. Het zou kunnen zijn dat de dosis aangepast moest worden vanwege een snel metabolisme. Klager
werd echter zo boos na dat gesprek, dat hij niet in contact kwam en hij is toen gestopt met zijn medicatie-inname. Het ziektebeeld herhaalde zich. In december 2016 is de procedure van dwangmedicatie opgestart. Omdat sprake was van een procedurefout, is
toen geen dwangmedicatie toegediend. Daarna is sprake geweest van een bijna incident. Klager dacht dat hij vergiftigd werd. Hij kwam verhaal halen bij een personeelslid en hij stond heel dichtbij. Dit was bijzonder dreigend en hij heeft noodmedicatie
gekregen. Het functioneren van klager ging snel achteruit; klager was angstig en hij werd in een gestripte cel op de afdeling geplaatst. Klager wilde daarna zelf naar de separeerafdeling. Hij at en dronk niet meer uit conflict. Verder is klagers gedrag
moeilijk in te schatten. In het verleden zijn er veel escalaties geweest; bedreiging richting personeel en direct gevaar van derden. Ook vormt klager een gevaar voor zichzelf, door niet te eten en te drinken. Hij is hiervoor eerder naar het ziekenhuis
overgebracht. Sinds dwangmedicatie wordt toegediend is klager weer in contact en eet en drinkt hij weer. Klager verblijft nu niet in de isoleercel, maar op de afdeling. Er is sprake van een verbetering. Klager heeft vanuit zijn jeugd geleerd dat hij
niemand kan vertrouwen. Deze basishouding verergert door de psychose. De onafhankelijk psychiater kon niet met klager praten; dat weigerde klager tot drie keer toe. Ook nadat er hierover telefonisch contact is geweest. Toen is door het luikje van de
separeercel geprobeerd in contact te komen. Klager krijgt nog steeds dwangmedicatie toegediend.

3. De beoordeling
Het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen. De beroepscommissie beslist hiertoe omdat de zittingsdatum op 31 januari 2017 in overleg met de raadsvrouw is bepaald en (desondanks) eerst pas op 20 februari 2017 is verzocht om aanhouding vanwege een eerder
geplande cursus. Bovendien ondersteunt klager het aanhoudingsverzoek niet en de beroepscommissie acht zich op basis van het verhandelde ter zitting voldoende ingelicht om op de beroepen te beslissen.

Met betrekking tot het beroep met kenmerk 16/4242/GA overweegt de beroepscommissie als volgt. De beroepscommissie stelt vast dat in de bestreden beslissing van 22 december 2016 is verzuimd een termijn te vermelden voor hoe lang de a-dwangbehandeling
geldt, als voorgeschreven in artikel 46e, eerste lid, van de Pbw. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat aan de bestreden beslissing een zorgvuldigheidsgebrek kleeft en dat deze beslissing daarom niet in stand kan blijven. Het
beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. Nu klager naar aanleiding van deze beslissing geen dwangmedicatie toegediend heeft gekregen, zal de beroepscommissie de aan klager toekomende tegemoetkoming
matigen tot € 10,=.

Met betrekking tot het beroep met kenmerk 17/218/GA overweegt de beroepscommissie als volgt.
De directeur heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht.
In navolging van het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw heeft de directeur de verklaringen van die psychiaters overgelegd. Voorts is een uittreksel van klagers behandelplan overgelegd, waarin de mogelijkheid tot toepassing van
dwangbehandeling met medicatie is vermeld. Daarnaast is schriftelijk op het beroep gereageerd op 7 februari 2017. Uit voornoemde documenten komt het volgende naar voren.

Klager verblijft sinds 17 augustus 2016 in het FPC Veldzicht. Klager is, naast hechtingsproblematiek, bekend met een paranoïde schizofrenie en zwakbegaafdheid. Als klager zijn medicatie niet inneemt ontstaat een floride paranoïde psychose, waarbij
klager bang is vergiftigd te worden. Hij weigert dan voedsel en vocht tot zich te nemen. Vanuit de overtuiging vergiftigd te worden is klager dreigend richting personeelsleden en/of andere gedetineerden die hij daarvan verdenkt. In het verleden heeft
dat geleid tot gerichte fysieke agressie. Er is sprake van gevaar voor zowel klager zelf als voor anderen. Klager heeft lange tijd, op eigen verzoek, in de separeer verbleven, namelijk van
9 december 2016 tot 4 januari 2016. Klager wil alles vastgelegd hebben op de camera. Als er geen sprake is van dwangmedicatie door middel van depot, krijgt klager een terugval. Klager moest eerder naar het ziekenhuis omdat hij bleef weigeren voedsel en
vocht tot zich te nemen.

De beroepscommissie overweegt dat de overgelegde stukken uitgebreider gemotiveerd hadden moeten worden. Gelet evenwel op het verhandelde ter zitting, waarbij de psychiater uitgebreid de toestand van klager heeft weergegeven, acht de beroepscommissie
voldoende aannemelijk geworden dat klager een psychiatrische stoornis heeft, dat klager vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, onder c en tweede lid, onder a, van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige
behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is het voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling
voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt
als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met kenmerk 16/4242/GA gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van
€ 10,=. De beroepscommissie verklaart het beroep met kenmerk 17/218/GA ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. F. Boer en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 6 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven